Hij die een zaak die hem niet toebehoort, bedrieglijk wegneemt, is schuldig aan diefstal.
[Met diefstal wordt gelijkgesteld het bedrieglijk wegnemen van andermans goed voor een kortstondig gebruik.]
Diefstallen gepleegd door een gehuwde ten nadele van zijn echtgenoot, door een weduwnaar of een weduwe wat zaken betreft die aan de overleden echtgenoot hebben toebehoord, door afstammelingen ten nadele van hun bloedverwanten in de opgaande lijn, door bloedverwanten in de opgaande lijn ten nadele van hun afstammelingen, of door aanverwanten in dezelfde graden, geven alleen aanleiding tot burgerrechtelijke vergoeding.
[Het eerste lid is niet van toepassing wanneer deze diefstallen zijn gepleegd ten nadele van een persoon die kwetsbaar is ten gevolge van zijn leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid.]
Ieder ander persoon die aan deze diefstallen deelneemt of die de gestolen voorwerpen of een gedeelte ervan heelt, wordt gestraft alsof [het eerste lid] niet bestond.
Met diefstal of afpersing van kernmateriaal, gepleegd door middel van geweld of bedreiging, wordt gelijkgesteld het geval waarin de dief of de afperser op heterdaad betrapt, geweld heeft gepleegd of bedreigingen heeft geuit, ofwel om het ontvreemde kernmateriaal in zijn bezit te houden, ofwel om zijn vlucht te dekken.]
§ 1
De diefstal of de afpersing van kernmateriaal met behulp van geweld of bedreiging alsmede het feit bedoeld in artikel 477quater, worden gestraft met [opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar]:
- 1°
- indien zij gepleegd worden onder twee van de omstandigheden vermeld in artikel 477quinquies;
- 2°
- indien wapens of op wapens gelijkende voorwerpen worden gebruikt of getoond, of indien de schuldige doet geloven dat hij gewapend is;
- 3°
- indien de schuldige, om het feit te plegen of zijn vlucht te verzekeren, gebruik maakt van weerloosmakende of giftige stoffen;
- 4°
- indien de schuldigde, om het feit te vergemakkelijken of zijn vlucht te verzekeren, gebruik maakt van een gestolen voertuig of enig ander al dan niet met een motor aangedreven gestolen tuig;
- 5°
- indien de schuldige, om het feit te vergemakkelijken of zijn vlucht te verzekeren, gebruik maakt van een motorvoertuig of enig ander met een motor aangedreven tuig voorzien van kentekens of toestellen waardoor de verwarring kan ontstaan met een motorvoertuig of enig ander met een motor aangedreven tuig van de ordediensten.
§ 2
Dezelfde feiten worden gestraft met dezelfde straf:
- 1°
- indien het geweld of de bedreiging, hetzij een ongeneeslijk lijkende ziekte, hetzij een [ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid van meer dan vier maanden], hetzij het volledig verlies van het gebruik van een orgaan of een zware verminking heeft veroorzaakt;
- 2°
- [indien de boosdoeners de personen aan de handelingen bedoeld [in artikel 417/2], eerste lid, hebben onderworpen;]
- 3°
- indien het geweld of de bedreiging gepleegd zonder het oogmerk te doden, toch de dood heeft veroorzaakt.
§ 3
De straf bepaald bij § 2 wordt zelfs dan toegepast wanneer de voltooiing van de diefstal of van de afpersing wordt verhinderd door omstandigheden, onafhankelijk van de wil van de schuldigen.]