Meer info
 

01/07/59 Voorrechten en immuniteiten IAEA
Akkoord van 1 juli 1959 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie

Overwegende, dat lid C van Artikel XV van het Statuut van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie bepaalt dat, de in dit Artikel bedoelde rechtsbevoegdheid, voorrechten en immuniteiten zullen worden omschreven in een afzonderlijke overeenkomst of overeenkomsten tussen de Organisatie, hiertoe vertegenwoordigd door de Directeur-Generaal optredend op last van de Raad van Beheer, en de Leden;
Overwegende, dat een overeenkomst tot regeling van de betrekkingen tussen de Organisatie en de Organisatie der Verenigde Naties overeenkomstig artikel 16 van het Statuut werd aangenomen;
Overwegende, dat de Algemene Vergadering van de Organisatie der Verenigde Naties, in haar wens binnen de mate van het mogelijke eenheid te brengen in de voorrechten en immuniteiten die de Organisatie der Verenigde Naties en de verscheidene instellingen die met deze Organisatie een akkoord hebben gesloten genieten, het Verdrag nopens de voorrechten en immuniteiten der gespecialiseerde organisaties heeft aangenomen en verscheidene Lidstaten van de Organisatie der Verenigde Naties tot dit Verdrag zijn toegetreden;
Heeft de Raad van Beheer:
zonder verbintenis voor de in de Raad vertegenwoordigde Regeringen zijn goedkeuring gehecht aan de hierna volgende tekst die in het algemeen overeenstemt met de bepalingen van het Verdrag inzake de voorrechten en immuniteiten der gespecialiseerde organisaties; en nodigt hij:
de Lidstaten van de Organisatie uit deze overeenkomst te onderzoeken en, indien zij het gepast oordelen, te aanvaarden.

Artikel I Definities


Sectie 1
In deze overeenkomst:
i)
Betekent het woord «Organisatie» de Internationale Organisatie voor Atoomenergie;
ii)
Zijn ter fine van artikel III de woorden «goederen en bezittingen» eveneens toepasselijk op de goederen en fondsen die onder de hoede van de Organisatie zijn geplaatst of die door de Organisatie ingevolge haar statutaire bevoegdheden worden beheerd;
iii)
Wordt, ter fine van artikelen V en VII, de uitdrukking «vertegenwoordigers van de Leden» geacht te omvatten alle beheerders, vertegenwoordigers, plaatsvervangers, adviseurs, technische deskundigen en delegatiesecretarissen;
iv)
Slaat ter fine van secties 12, 13, 14 en 27, de uitdrukking «vergaderingen door de Organisatie bijeengeroepen» op de vergaderingen:
1.
Van haar algemene Conferentie en van haar Raad van Beheer;
2.
Van elke door de Organisatie bijeengeroepen internationale conferentie, colloquia, studiedagen of studiegroepen;
3.
Van elke commissie van een der vooraf genoemde organen.
v)
Wijst ter fine van artikelen VI en IX de uitdrukking «ambtenaren van de Organisatie» op de Directeur-Generaal en op alle leden van het personeel van de Organisatie, met uitzondering van diegenen die ter plaatse worden aangeworven en per uur worden betaald.

Artikel II Rechtspersoonlijkheid


Sectie 2
De Organisatie bezit de rechtspersoonlijkheid. Zij heeft bevoegdheid om: a) contracten aan te gaan; b) onroerende en roerende goederen te verwerven en hierover te beschikken; c) in rechte te verschijnen.

Artikel III Eigendommen, fondsen en bezittingen


Sectie 3
De organisatie, haar eigendommen en bezittingen, waar deze ook gelegen zijn, en wie deze ook onder zich heeft, zijn vrijgesteld van rechtsvervolging, behoudens wanneer de Organisatie in een bijzonder geval uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van haar immuniteit. Het is echter wel verstaan dat afstand van immuniteit zich niet mag uitstrekken tot maatregelen van tenuitvoerlegging.

Sectie 4
De gebouwen en de terreinen van de Organisatie zijn onschendbaar. Haar eigendommen en bezittingen, waar deze ook gelegen zijn, en wie deze ook onder zich heeft, zijn vrijgesteld van onderzoek, vordering, verbeurdverklaring, onteigening of van iedere andere vorm van inmenging, hetzij door optreden van uitvoerende administratieve, rechterlijke of wetgevende aard.

Sectie 5
Het archief van de Organisatie en in het algemeen alle stukken die aan de Organisatie toebehoren of die zij onder zich heeft, waar ze zich ook bevinden, zijn onschendbaar.

Sectie 6
Zonder beperkt te worden door financiële controle, regelen of moratoria van enigerlei aard:
a)
kan de Organisatie fondsen, goud of valutas van enigerlei aard bezitten en rekeningen hebben in iedere geldsoort;
b)
de Organisatie mag vrij haar fondsen, goud of valutas van het ene land naar het andere land of binnen een land vervoeren en een valuta die zij bezit, omzetten in enige andere valuta.

Sectie 7
Bij de uitoefening van de rechten, die aan de Organisatie zijn verleend krachtens sectie 6 herboven, zal de Organisatie de nodige aandacht schenken aan vertogen van de regering van elke Staat die partij is bij deze Overeenkomst, voor zover geoordeeld wordt, dat aan die vertogen gevolg kan gegeven worden zonder de eigen belangen van de Organisatie te schaden.

Sectie 8
De Organisatie, haar bezittingen, inkomen en verdere eigendommen zijn:
a)
Vrijgesteld van alle directe belastingen; het is echter wel verstaan dat de Organisatie geen vrijstelling zal opeisen van belastingen, die in feite niet anders zijn dan vergoedingen voor diensten van openbaar nut;
b)
Vrijgesteld van douanerechten, alsmede van verboden of beperkingen van invoer en uitvoer met betrekking tot artikelen, die door de Organisatie worden ingevoerd of uitgevoerd voor haar officieel gebruik. Het is echter wel verstaan dat de artikelen, die met zodanige vrijstelling zijn ingevoerd, in het land waarin zij werden ingevoerd, niet zullen worden verkocht anders dan op voorwaarden, waaromtrent met de regering van dat land overeenstemming zal zijn bereikt;
c)
Vrijgesteld van douanerechten, alsmede van verboden en beperkingen van invoer en uitvoer met betrekking tot haar publicaties.

Sectie 9
Terwijl de Organisatie in principe geen vrijstelling opeist van accijnzen en van belastingen welke een deel vormen van de prijs van onroerende of roerende goederen, zullen desniettemin, wanneer de Organisatie voor officieel gebruik belangrijke inkopen doet van goederen waarop zodanige rechten en belastingen gelegd zijn, de Staten die partij zijn bij deze overeenkomst, telkens wanneer dit mogelijk is, de nodige administratieve regelingen treffen voor de kwijtschelding of teruggave van het bedrag van zodanige rechten en belastingen.

Artikel IV Faciliteiten met betrekking tot communicatiemiddelen


Sectie 10
Op het grondgebied van elke Staat die partij is bij deze Overeenkomst en voor zover de internationale overeenkomsten, reglementen en akkoorden waarbij deze Staat partij is dit toelaten, geniet de Organisatie in verband met haar officiële mededelingen, een behandeling die niet minder gunstig is dan die welke door de Regering van deze Staat wordt toegestaan aan elke andere Regering, met inbegrip van de diplomatieke zending van deze laatste, wat betreft prioriteiten, tarieven en taksen voor de posterijen en verre berichtgeving, alsmede perstarieven voor mededelingen aan pers en radio.

Sectie 11
Op de officiële correspondentie en andere officiële mededelingen van de Organisatie mag geen censuur worden toegepast.
De Organisatie heeft het recht codes te gebruiken en haar correspondentie en andere officiële stukken te verzenden en te ontvangen per koerier of in verzegelde zakken welke dezelfde immuniteiten en voorrechten zullen hebben als diplomatieke koeriers en zakken.
Deze sectie zal in genen dele kunnen opgevat worden als zou daardoor de aanneming verboden zijn van passende veiligheidsmaatregelen te bepalen bij overeenkomst tussen de Staat die partij is bij deze overeenkomst en de Organisatie.

Artikel V Vertegenwoordigers van leden


Sectie 12
De vertegenwoordigers van leden op vergaderingen, die door de Organisatie zijn bijeengeroepen, genieten gedurende de uitoefening van hun functies en gedurende hun reis naar en van de plaats van samenkomst de volgende voorrechten en immuniteiten:
a)
Immuniteit van persoonlijke arrestatie of gevangenhouding en van inbeslagneming van hun persoonlijke bagage alsmede met betrekking tot in hun hoedanigheid van vertegenwoordigers door hen verrichte handelingen (met inbegrip van hun woorden en hun geschriften) vrijstelling van rechtsvervolging;
b)
Onschendbaarheid voor alle papieren en stukken;
c)
Het recht codes te gebruiken en papieren of correspondentie te ontvangen per koerier of in verzegelde zakken;
d)
Vrijstelling met betrekking tot henzelf en hun echtgenoten van immigratiebeperkingen, vreemdelingenregistratie of nationale dienstplicht in de landen, die zij bezoeken of waar zij doorreizen bij de uitoefening van hun functies;
e)
Dezelfde faciliteiten met betrekking tot beperkingen nopens geld of het wisselen van geld als worden toegestaan aan vertegenwoordigers van vreemde Regeringen, die met een tijdelijke officiële zending zijn belast;
f)
Dezelfde immuniteiten en faciliteiten met betrekking tot hun persoonlijke bagage als worden toegestaan aan leden van diplomatieke zendingen van vergelijkbare rang.

Sectie 13
Teneinde de vertegenwoordigers van Leden van de Organisatie op vergaderingen die door de Organisatie zijn bijeengeroepen, volledige vrijheid van het woord en onafhankelijkheid bij de uitoefening van hun taak te verzekeren, zal de immuniteit van rechtsvervolging met betrekking tot door hen gesproken of geschreven woorden en alle door hen in de uitoefening van hun taak verrichte handelingen toegekend blijven ook wanneer het mandaat van deze personen al beëindigd zijn.

Sectie 14
In die gevallen, waarin de verschuldigheid tot enige vorm van belasting afhangt van verblijf, zullen de perioden, gedurende welke de vertegenwoordigers van Leden van de Organisatie of vergaderingen, die door de Organisatie zijn bijeengeroepen, op het grondgebied van een lid aanwezig zijn voor de uitoefening van hun taak, niet geacht worden perioden van verblijf te zijn.

Sectie 15
Voorrechten en immuniteiten worden aan de vertegenwoordigers van Leden niet toegekend voor hun persoonlijk voordeel, doch teneinde de onafhankelijke uitoefening van hun functies in verband met de Organisatie te verzekeren. Derhalve heeft een Lid niet alleen het recht, maar is het verplicht de immuniteiten van zijn vertegenwoordigers op te heffen telkens wanneer naar het oordeel van dit Lid, de immuniteit aan de loop van de gerechtigheid in de weg zou staan en van de immuniteit afstand kan worden gedaan zonder dat inbreuk wordt gemaakt op het doel waarvoor de immuniteit wordt toegekend.

Sectie 16
Op de bepalingen van secties 12, 13 en 14 mag geen beroep gedaan worden tegen de autoriteiten van de Staat, waarvan de persoon een onderdaan is of waarvan hij de vertegenwoordiger is of geweest is.

Artikel VI Ambtenaren


Sectie 17
De Organisatie is ertoe gehouden aan de Regeringen van alle Staten die bij deze Overeenkomst partij zijn geregeld de namen der ambtenaren mede te delen op wie de bepalingen van dit artikel alsmede die van artikel IX van toepassing zijn.

Sectie 18
a)
De ambtenaren van de Organisatie genieten:
i)
Vrijstelling van rechtsvervolging met betrekking tot alle handelingen door hen verricht in hun officiële hoedanigheid (met inbegrip van hun woorden en geschriften);
ii)
Wat betreft de salarissen en emolumenten, die hun door de Organisatie worden uitbetaald, dezelfde vrijstelling van belasting als die waarvan de ambtenaren van de organisatie der Verenigde Naties het genot hebben en onder dezelfde voorwaarden;
iii)
Te zamen met hun echtgenoten en van hen afhankelijke verwanten vrijstelling van immigratiebeperkingen en vreemdelingenregistratie;
iv)
Dezelfde voorrechten met betrekking tot faciliteiten nopens het wisselen van geld als verleend worden aan leden van diplomatieke zendingen van vergelijkbare rang;
v)
Te zamen met hun echtgenoten en van hen afhankelijke verwanten dezelfde repatriëringsfaciliteiten in tijden van internationale crisis als de leden van de diplomatieke zendingen van vergelijkbare rang;
vi)
Het recht hun huisraad en goederen vrij van rechten in te voeren de eerste maal dat zij hun post aanvaarden in het betreffende land.
b)
Ambtenaren van de Organisatie die inspectie-functies uitoefenen overeenkomstig Artikel XII van het Statuut van de Organisatie of die overeenkomstig artikel XI van gezegd Statuut met het onderzoek van een project belast zijn, genieten bij de uitoefening van hun functies en tijdens hun verplaatsingen in hun officiële hoedanigheid, alle overige voorrechten en immuniteiten die in artikel VII van deze Overeenkomst zijn vermeld, in de mate waarin deze voor een doeltreffende uitoefening van gezegde functies nodig zijn.

Sectie 19
De Ambtenaren van de Organisatie zijn vrijgesteld van elke verplichting in verband met de nationale dienstplicht. Deze vrijstelling zal evenwel, met betrekking tot de Staten waarvan zij onderdanen zijn, beperkt zijn tot die Ambtenaren van de Organisatie, die uit hoofde van hun functies, met naam zullen vermeld zijn op een lijst opgemaakt door de Directeur-Generaal van de Organisatie en goedgekeurd door de Staat waarvan zij onderdanen zijn.
In geval van oproeping voor nationale dienstplicht van andere ambtenaren van de Organisatie zal de belanghebbende Staat, op aanvraag van de Organisatie, elk oproepingsuitstel toestaan dat zou kunnen nodig zijn om de onderbreking van een essentiële dienst te voorkomen.

Sectie 20
Behalve de immuniteiten en voorrechten die aangegeven zijn in secties 18 en 19, zullen aan de Directeur-Generaal van de Organisatie, alsmede aan elke ambtenaar die in zijn naam gedurende zijn afwezigheid optreedt, met betrekking tot hemzelf, zijn echtgenote en minderjarige kinderen, de voorrechten en immuniteiten, vrijstellingen en faciliteiten worden toegestaan, welke overeenkomstig het internationale recht worden toegestaan aan hen die met een diplomatieke zending zijn belast.
Dezelfde voorrechten en immuniteiten, vrijstellingen en faciliteiten zullen eveneens worden verleend aan de Adjunct-Directeurs-Generaal en de ambtenaren van de Organisatie van vergelijkbare rang.

Sectie 21
Voorrechten en immuniteiten worden aan ambtenaren verleend in het belang van de Organisatie en niet voor het persoonlijk voordeel van deze ambtenaren. De Organisatie zal het recht en de plicht hebben de immuniteit van een ambtenaar op te heffen telkens wanneer, naar zijn oordeel, de immuniteit aan de loop van de gerechtigheid in de weg zou staan en van de immuniteit afstand kan worden gedaan zonder dat inbreuk wordt gemaakt op de belangen van de Organisatie.

Sectie 22
De Organisatie zal te allen tijde met de daarvoor aangewezen autoriteiten van de leden samenwerken om de juiste rechtsbedeling te bevorderen, het nakomen van de politievoorschriften te verzekeren en te voorkomen dat misbruik optreedt in verband met de voorrechten, immuniteiten en faciliteiten bedoeld in dit artikel.

Artikel VII Deskundigen die voor de Organisatie een zending vervullen


Sectie 23
Deskundigen (andere dan de in artikel VI bedoelde ambtenaren) die een functie uitoefenen bij de commissies van de Organisatie of voor deze laatste opdrachten uitvoeren, met inbegrip van de opdrachten als inspecteur of als studiegelastigde respectievelijk overeenkomstig artikel XII en XI van het Statuut van de Organisatie, genieten de hierna opgesomde voorrechten en immuniteiten voor zover deze voor een doeltreffende uitoefening van hun functie nodig zijn, en dit geldt eveneens voor de verplaatsingen die in verband met de uitoefening van die functie bij deze commissies of tijdens deze opdrachten worden gedaan:
a)
Vrijstelling van arrestatie of gevangenhouding en van inbeslagneming van hun persoonlijk reisgoed;
b)
Vrijstelling van rechtsvervolging met betrekking tot alle handelingen door hen verricht in hun officiële hoedanigheid (met inbegrip van hun woorden en geschriften); de betrokkenen blijven de genoemde immuniteit genieten zelfs dan wanneer zij geen functies meer uitoefenen bij deze commissies van de Organisatie of door deze laatste niet meer met een opdracht zijn belast;
c)
Onschendbaarheid voor alle papieren en stukken;
d)
Voor hun communicaties met de Organisatie, het recht codes te gebruiken en papieren of correspondentie te ontvangen per koerier of in verzegelde zakken;
e)
Dezelfde faciliteiten met betrekking tot beperkingen nopens geld of het wisselen van geld als worden toegestaan aan vertegenwoordigers van vreemde Regeringen, die met een tijdelijke officiële zending zijn belast;
f)
Dezelfde immuniteiten en faciliteiten met betrekking tot hun persoonlijke bagage als worden toegestaan aan leden van diplomatieke zendingen van vergelijkbare rang.

Sectie 24
Alinea's c) en d) van sectie 23 zullen in genen dele kunnen opgevat worden als zou daardoor de aanneming verboden zijn van passende veiligheidsmaatregelen te bepalen bij overeenkomst tussen de Staat die partij is bij deze overeenkomst en de Organisatie.

Sectie 25
Voorrechten en immuniteiten worden aan de deskundigen verleend in het belang van de Organisatie en niet voor het persoonlijk voordeel van deze deskundigen. De Organisatie zal het recht en de plicht hebben de immuniteit van een deskundige op te heffen telkens wanneer, naar zijn oordeel, de immuniteit aan de loop van de gerechtigheid in de weg zou staan en van de immuniteit afstand kan worden gedaan zonder dat inbreuk wordt gemaakt op de belangen van de Organisatie.

Artikel VIII Misbruik van voorrechten


Sectie 26
Zo een partij bij deze overeenkomst oordeelt dat er misbruik gemaakt werd van een door deze overeenkomst verleend voordeel of immuniteit, zullen beraadslagingen plaats hebben tussen deze Staat en de Organisatie ten einde vast te stellen of een dergelijk misbruik zich heeft voorgedaan, en, zo ja, teneinde te trachten de herhaling ervan te voorkomen. Zo dergelijke beraadslagingen geen bevredigend resultaat opleveren voor de Staat en de Organisatie, zal de vraag of er misbruik gemaakt werd van een voorrecht of van een immuniteit geregeld worden overeenkomstig de voorwaarden bepaald in sectie 34. Indien uitgemaakt wordt dat dergelijk misbruik zich heeft voorgedaan, zal de partij bij deze Overeenkomst, die door genoemd misbruik getroffen werd, het recht hebben, na kennisgeving aan de Organisatie, het voordeel van het voorrecht of van de immuniteit, waarvan misbruik werd gemaakt, in haar betrekkingen met de Organisatie niet meer te verlenen. De afschaffing van de voorrechten en immuniteiten mag evenwel de Organisatie niet hinderen in de uitoefening van zijn voornaamste activiteiten noch beletten dat het zich van zijn hoofdtaak zou kwijten.

Sectie 27
De vertegenwoordigers der Leden op de vergaderingen bijeengeroepen door de Organisatie, tijdens de uitoefening van hun functies en gedurende hun reis naar of van de plaats van samenkomst alsmede de in sectie 1, v), bedoelde functionarissen zullen door de territoriale overheden niet gedwongen worden het land, waar zij hun functies uitoefenen, te verlaten wegens werkzaamheden door hen uitgeoefend in hun officiële hoedanigheid. Indien echter dergelijke personen misbruik zouden maken van het voorrecht van verblijf door in dit land werkzaamheden uit te oefenen buiten verband met hun officiële functies, zullen zij door de regering van dit land kunnen gedwongen worden het land te verlaten, onder voorbehoud van volgende bepalingen:
a)
De vertegenwoordigers der Leden of de personen die het voordeel der diplomatieke immuniteit krachtens sectie 20 genieten, zullen niet gedwongen worden het land te verlaten, tenzij in overeenstemming met de diplomatieke procedure die toepasselijk is op de in dit land geaccrediteerde diplomatieke gezanten;
b)
In het geval van een ambtenaar, waarop sectie 20 niet van toepassing is, zal geen enkele beslissing tot uitzetting door de territoriale overheden genomen worden zonder de goedkeuring van de Minister van Buitenlandse Zaken en van het land in kwestie, welke goedkeuring slechts na overleg met de Directeur-Generaal van de Organisatie zal gegeven worden; en zo een procedure tot uitzetting tegen een ambtenaar begonnen is, zal de Directeur-Generaal van de Organisatie het recht hebben in deze procedure op te treden ten voordele van de personen tegen wie de procedure is ingesteld.

Artikel IX Laissez-passer


Sectie 28
De Ambtenaren van de Organisatie hebben het recht de laissez-passer van de Verenigde Naties te gebruiken, in overeenstemming met de administratieve schikkingen die zullen getroffen worden in gemeen overleg tussen de Directeur-Generaal van de Organisatie en de Secretaris-Generaal van de Organisatie der Verenigde Naties. De Directeur-Generaal van de Organisatie zal aan elk der partijen bij deze overeenkomst kennis geven van de administratieve schikkingen die aldus zullen zijn getroffen.

Sectie 29
De laissez-passer van de Verenigde Naties, die aan de ambtenaren van de Organisatie afgeleverd worden, worden door de partijen bij deze Overeenkomst erkend en aanvaard als geldige reisbewijzen.

Sectie 30
Aanvragen om visa (indien die nodig zijn) uitgaande van ambtenaren van de Organisatie die houder zijn van laissez-passer van de Verenigde Naties zullen, indien zij vergezeld gaan van een certificaat waaruit blijkt dat deze ambtenaren reizen voor zaken van de Organisatie, met zo groot mogelijke spoed behandeld worden. Bovendien zullen aan de houders de laissez-passer faciliteiten voor snelle reizen worden verleend.

Sectie 31
Gelijksoortige faciliteiten als bedoeld in sectie 30 worden toegekend aan deskundigen en andere personen die, hoewel zij geen houder zijn van laissez-passer van de Verenigde Naties, een certificaat bezitten waaruit blijkt dat zij reizen voor zaken van de Organisatie.

Sectie 32
Aan de Directeur-Generaal, aan de Adjunct-Directeurs-Generaal en andere ambtenaren met een rang die ten minste gelijk is aan die van Sectiehoofd van de Organisatie, die reizen met laissez-passer van de Verenigde Naties voor zaken van de Organisatie, worden dezelfde reisfaciliteiten verleend als worden toegekend aan de leden der diplomatieke zendingen van vergelijkbare rang.

Artikel X Beslechting van geschillen


Sectie 33
De Organisatie zal regelingen treffen voor passende wijzen van beslechting van:
a)
Geschillen die voortvloeien uit overeenkomsten of andere geschillen van privaatrechtelijke aard, waarbij de Organisatie partij is;
b)
Geschillen waarbij een ambtenaar of deskundige van de Organisatie betrokken is, die krachtens zijn officiële positie immuniteit geniet, indien van deze immuniteit geen afstand is gedaan overeenkomstig de bepalingen van secties 21 en 25.

Sectie 34
Alle geschillen, die voortvloeien uit de uitlegging of de toepassing van deze Overeenkomst dienen aanhangig gemaakt bij het Internationaal Gerechtshof overeenkomstig het Statuut van het Hof, tenzij in een bepaald geval tussen de partijen is overeengekomen dat zij zullen overgaan tot een andere wijze van beslechting. Indien een geschil ontstaat tussen enerzijds de Organisatie en anderzijds een Lid, zal overeenkomstig artikel 96 van het Handvest der Verenigde Naties en artikel 65 van het Statuut van het Hof alsmede overeenkomstig de overeenstemmende bepalingen van de overeenkomst gesloten tussen de Organisatie der Verenigde Naties en de Organisatie, om een advies worden verzocht omtrent ieder hierbij betrokken rechtskwestie. Het door het Hof gegeven advies zal door de partijen als beslissend worden aanvaard.

Artikel XI Interpretatie


Sectie 35
Bij de uitlegging van de bepalingen van deze overeenkomst moet rekening worden gehouden met de functies die aan de Organisatie krachtens haar Statuut zijn toegewezen.

Sectie 36
De bepalingen van deze overeenkomst brengen geen beperking en doen geen afbreuk aan de voorrechten en immuniteiten die reeds werden of die nog zouden kunnen worden verleend door een Staat, aan de Organisatie wegens vestiging van haar zetel en van haar gewestelijke kantoren op het grondgebied van deze Staat, of omdat er zich ambtenaren, deskundigen, produkten, materieel of installaties die aan de Organisatie toebehoren, op gezegd grondgebied bevinden met het oog op het uitvoeren van projecten of het verrichten van activiteiten van de Organisatie, met inbegrip van het nemen van voorzorgsmaatregelen in verband met een project van de Organisatie of een andere regeling. Deze overeenkomst mag niet worden uitgelegd als verbiedend het afsluiten tussen een Overeenkomstsluitende Staat en de Organisatie van aanvullende regelingen strekkend tot aanpassing van de bepalingen van deze Overeenkomst, tot uitbreiding of tot beperking der voorrechten en immuniteiten die deze Overeenkomst toekent.

Sectie 37
Geen bepaling van het Statuut van de Organisatie noch enig recht of enige verplichting die de Organisatie anders mocht bezitten, verwerven of aannemen, kan alleen door de uitwerking van deze Overeenkomst worden opgeheven en de Overeenkomst mag evenmin te dier zake afwijkingen tot stand brengen.

Artikel XII Slotbepalingen


Sectie 38
Deze Overeenkomst moet aan alle Leden van de Organisatie ter aanneming worden medegedeeld. De aanneming gebeurt door het neerleggen van een aannemingsoorkonde bij de Directeur-Generaal; ten opzichte van elk Lid treedt de Overeenkomst in werking op de datum waarop de aannemingsoorkonde van dit Lid wordt neergelegd. Het is wel verstaan dat, wanneer een aannemingsoorkonde wordt neergelegd vanwege een Staat, deze in staat moet zijn, krachtens zijn eigen recht aan de bepalingen van deze Overeenkomst uitvoering te verlenen. De Directeur-Generaal bezorgt de Regering van elke Staat die Lid van de Organisatie is of het worden zal, een voor eensluidend verklaard afschrift van deze Overeenkomst, en hij stelt de Leden in kennis van het neerleggen van iedere aannemingsoorkonde en van elk opzeggingsbericht dat in sectie 39 wordt voorzien.
Elk Lid van de Organisatie mag ten opzichte van deze Overeenkomst voorbehouden maken. Het mag dit slechts doen bij het neerleggen van de aannemingsoorkonde. De Directeur-Generaal deelt onmiddellijk de tekst van het voorbehoud aan alle Leden van de Organisatie mede.

Sectie 39
Deze Overeenkomst blijft tussen de Organisatie en tussen elk Lid dat een aannemingsoorkonde heeft neergelegd van kracht, zolang dit Lid van de Organisatie is of totdat een herziene Overeenkomst door de raad van beheer is goedgekeurd en dit lid daarbij partij is geworden, met dien verstande evenwel dat indien een lid bij de Directeur-Generaal een opzeggingsbericht indient, deze Overeenkomst ten opzichte van dit lid ophoudt van kracht te zijn één jaar nadat de Directeur-Generaal dit bericht heeft ontvangen.

Sectie 40
Op verzoek van één derde der Staten die bij deze Overeenkomst partij zijn, onderzoekt de raad van beheer van de Organisatie of er amendementen bij deze Overeenkomst dienen goedgekeurd. De door de raad goedgekeurde amendementen treden in werking nadat zij in overeenstemming met de in sectie 39 voorziene procedure zijn aangenomen.