08/06/1867 Strafwetboek - uittreksel
Strafwetboek
Hoofdstuk X Tenietgaan van de straffen
Artikel 86
Straffen, uitgesproken bij onherroepelijk geworden arresten of vonnissen, gaan teniet door de dood van de veroordeelde. [Het verlies van rechtspersoonlijkheid van de veroordeelde rechtspersoon doet de straf niet vervallen.]
Artikel 87
Onbekwaamheden, door de rechter uitgesproken of door de wet aan sommige veroordelingen verbonden, houden op door kwijtschelding, die de Koning daarvan kan verlenen krachtens het recht van genade.
Artikel 88
Artikel 89
Artikel 90
Artikel 91
[Behoudens straffen met betrekking tot misdrijven, zoals bepaald in de artikelen 136bis, 136ter en 136quater, verjaren criminele straffen] door verloop van twintig jaren, te rekenen van de dagtekening van de arresten of vonnissen waarbij zij zijn uitgesproken.
Artikel 92
[Behoudens straffen met betrekking tot misdrijven zoals bepaald in de artikelen 136bis, 136ter en 136quater, die onverjaarbaar zijn, verjaren correctionele straffen door verloop van vijf jaren], te rekenen van de dagtekening van het arrest of van het in laatste aanleg gewezen vonnis, of te rekenen van de dag waarop het in eerste aanleg gewezen vonnis niet meer kan worden bestreden bij wege van hoger beroep.
Indien de uitgesproken straf drie jaar te boven gaat, is de verjaringstermijn tien jaren.
[...]
Artikel 93
Politiestraffen verjaren door verloop van een jaar, te rekenen van de tijdstippen, in het vorige artikel vastgesteld.
Artikel 94
De geldboeten verjaren door verloop van de in de vorige artikelen vastgestelde termijnen, naargelang zij zijn uitgesproken wegens misdaden, wanbedrijven of overtredingen.
De bijzondere verbeurdverklaringen verjaren door verloop van de in de vorige artikelen vastgesteld termijnen, naargelang zij zijn uitgesproken wegens overtredingen of misdaden.
De bijzondere verbeurdverklaringen die uitgesproken zijn wegens wanbedrijven verjaren door verloop van tien jaren, te rekenen vanaf de in artikel 92 vastgestelde tijdstippen.
Artikel 95
Indien de veroordeelde die zijn straf ondergaat, erin slaagt te ontvluchten, begint de verjaringstermijn te lopen van de dag van de ontvluchting.
Wanneer echter in dat geval een veroordeelde meer dan vijf jaar van zijn straf heeft ondergaan, indien het een tijdelijke criminele straf betreft, of meer dan twee jaar, indien het een correctionele straf betreft, wordt die meerdere tijd toegerekend op de duur van de verjaring.
Artikel 96
De verjaring van de straf wordt door de aanhouding van de veroordeelde gestuit.
Artikel 97 (oud art. 97 - 98)
§ 1
De verjaring van de verbeurdverklaring wordt geschorst wanneer de wet dit bepaalt of wanneer er een wettelijk beletsel bestaat dat de onmiddellijke tenuitvoerlegging van deze straf verhindert.
§ 2
De verjaring wordt in elk geval geschorst in de volgende gevallen:
- 1°
- zolang de veroordeelde het voorwerp uitmaakt van een wettelijke collectieve insolventieprocedure;
- 2°
- tijdens de behandeling van het door de veroordeelde of derden overeenkomstig de artikelen 110 en 111 van de Grondwet ingediende genadeverzoek betreffende de opgelopen verbeurdverklaring;
- 3°
- tijdens de looptijd van een aanzuiveringsregeling die de bevoegde ambtenaar van de federale overheidsdienst Financiėn, die belast is met de invordering van de verbeurdverklaring, de geldboete of de gerechtskosten heeft toegestaan aan de veroordeelde.
Artikel 98
§ 1
De verjaring van de verbeurdverklaring wordt gestuit door elke daad van tenuitvoerlegging uitgaande van de wettelijk bevoegde organen.
§ 2
De verjaring wordt in elk geval gestuit in de volgende gevallen:
- 1°
- elke gedeeltelijke betaling die door of voor de veroordeelde is gedaan aan de bevoegde ambtenaar van de federale overheidsdienst Financiėn die belast is met de invordering van de verbeurdverklaring en die niet kadert in een door de ontvanger toegestane aanzuiveringsregeling;
- 2°
- elk betalingsverzoek of elke ingebrekestelling gericht aan de veroordeelde, bij een aangetekende zending of gerechtsdeurwaardersexploot, uitgaande van de bevoegde ambtenaar van de federale overheidsdienst Financiėn die belast is met de invordering van de verbeurdverklaring;
- 3°
- elk beslag gelegd door of op verzoek van de bevoegde ambtenaar van de federale overheidsdienst Financiėn die belast is met de invordering van de verbeurdverklaring;
- 4°
- de beslissing van de directeur van het Centraal Orgaan voor de inbeslagneming en de verbeurdverklaring een onderzoek te voeren naar de solvabiliteit van de veroordeelde;
- 5°
- de beslissing van het openbaar ministerie om een in artikel 464/1 van het Wetboek van strafvordering bedoeld strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek te openen;
- 6°
- alle uitvoeringshandelingen die verricht worden in het raam van het in artikel 464/1 van het Wetboek van strafvordering bedoelde strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek.
Artikel 99
Burgerlijke veroordelingen, uitgesproken bij arresten of vonnissen gewezen in criminele, correctionele of politiezaken, verjaren naar de regels van het burgerlijk recht, te rekenen van de dag waarop zij onherroepelijk zijn geworden.
[De onwaardigheid om te erven, door de rechter uitgesproken op grond van artikel 46, verjaart niet. Ze kan opgeheven worden door vergiffenis, door het slachtoffer geschonken overeenkomstig artikel [4.7] van het Burgerlijk Wetboek.]