Doelstelling
Het gebruik van beschermingsmiddelen heeft voornamelijk tot doel de radiologische blootstelling van de intervenanten aan inwendige en uitwendige contaminatie te beperken. Sommige aanvullende maatregelen kunnen eveneens overwogen worden om de uitwendige blootstelling te beperken.
Toepassingsgebied
Voor elke interventie met een risico op radiologische blootstelling hoger dan 1 mSv, is het dragen van aangepaste persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) aanbevolen of vereist naargelang van de lopende periode (acute periode, transitieperiode of herstelperiode).
Voorbereiding vooraf
De opdrachten van elke operationele discipline tijdens een noodsituatie moeten vooraf worden beoordeeld, met bijzondere aandacht voor de specifieke beschermingsmiddelen die nodig zijn om deze opdrachten uit te voeren.
Beschermingsmiddelen tegen inwendige en uitwendige contaminatie (beschermingskledij, maskers, stabiele jodiumtabletten en actieve dosismeters...), materieel dat de interventie op afstand mogelijk maakt (stangen, robotten...) en beschermingsschermen (loodschorten of -platen,. ..) moeten beschikbaar zijn voor de intervenanten of moeten snel ingezet kunnen worden. De staat en de goede werking van dit materieel moet regelmatig nagekeken worden. Het juiste gebruik van deze beschermingsmiddelen moet regelmatig aan bod komen tijdens opleidingen en trainingen.
Deze middelen, periodieke tests en trainingen worden beschreven in de procedures en plannen van de operationele disciplines voor de verschillende opdrachten en omstandigheden van de interventie.
Voorbereiding op het moment van het evenement
Een controle van de geldigheid en de goede werking van het materieel is noodzakelijk. Het mobiliseren van aanvullende middelen moet overwogen worden om de tijdige beschikbaarheid ervan te waarborgen.
Referentieniveaus
Tijdens de acute periode is het gebruik van gepaste persoonlijke beschermingsmiddelen aanbevolen voor elke interventie in noodsituaties (verwachte effectieve dosis tussen 1 en 20 mSv) en vereist voor elke interventie waaraan een risico op blootstelling in een noodgeval gekoppeld is (verwachte effectieve dosis hoger dan 20 mSv).
Tijdens de transitieperiode is het gebruik van gepaste persoonlijke beschermingsmiddelen, behoudens tegenindicaties of bijzondere omstandigheden, vereist voor elke interventie die zou kunnen leiden tot een effectieve dosis hoger dan 1 mSv.
Tijdens de herstelperiode is het gebruik van gepaste persoonlijke beschermingsmiddelen vereist voor elke interventie (verwachte effectieve dosis hoger dan 1 mSv/jaar).
Uitvoering
Via hun contacten met de provinciale crisiscel worden de CP-Ops en - indien nodig - de antennes op de hoogte gebracht van de algemene radiologische situatie om richtlijnen voor de bescherming van de intervenanten op te stellen. Indien nodig kunnen de CP-Ops en de antennes andere informatiekanalen activeren (uitbater, CELEVAL, CI2C, enz.).
De persoonlijke beschermingsmiddelen (beschermingskledij, ademhalingsbescherming, actieve dosismeters...) moeten gedragen worden conform de gebruiksrichtlijnen gedurende de hele interventie. Elke grote anomalie die tijdens de interventie vastgesteld wordt (scheur, lek, toestel buiten dienst...), kan leiden tot de terugtrekking van de intervenant. De anomalie moet vermeld worden in het interventieverslag om de opgelopen dosis correct te kunnen evalueren en om er rekening mee te kunnen houden.
Duur
Wanneer de persoonlijke beschermingsmiddelen vereist zijn, moeten ze gedragen worden gedurende de hele interventie. Voor de interventies van lange duur (verschillende weken, maanden of jaren), met name tijdens de transitieperiode of de herstelperiode, zullen de elektronische alarmdosismeters geleidelijk aan en bij voorkeur vervangen worden door passieve persoonlijke dosismeters.
Bijhorende maatregelen
Er kunnen eveneens maatregelen tot beperking van de uitwendige blootstelling (bestraling) uitgevoerd worden. Het kan gaan om interventiemiddelen op afstand (telemanipulatoren, robotten...), afschermingsvoorzieningen, het beperken van de interventietijd door een beurtrol van het interventiepersoneel... De algemene richtlijnen (niet eten, drinken of roken...) die van toepassing zijn op het werk in een radioactieve omgeving, blijven van toepassing.
Opheffing of aanpassing
Bij terugkeer van de interventie moeten de elektronische dosismeters gelezen worden en de doses geregistreerd worden door de Dir-Log en meegedeeld worden aan het FANC. De afwezigheid van uitwendige contaminatie van de intervenanten moet gecontroleerd worden vooraleer overgegaan wordt tot het uittrekken van de uitrusting en tot een eventuele decontaminatie.