§ 1
De instelling doet voor het beheer van een deel van haar activa beroep op de FPIM. Deze beheersopdracht betreft een opdracht in de zin van artikel 2, § 3, tweede lid, van de wet van 2 april 1962 betreffende de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen.
De beheersopdracht van de FPIM omvat de belegging, rechtstreeks of onrechtstreeks, in Belgiė of in het buitenland, in alle in artikel 2, §§ 1 en 2, van de wet van 2 april 1962 betreffende de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen bedoelde activa, instrumenten en financiėle technieken.
§ 2
De instelling stelt, voor de in paragraaf 1 bedoelde beheersopdracht aan de FPIM, een percentage van haar middelen ter beschikking dat passend is in het licht van de investeringsstrategie. Voor de middelen bedoeld in artikel 18 gaat het om maximaal twintig procent, berekend op de daadwerkelijk overgedragen bedragen, en dit, naarmate de investeringsopportuniteiten zich voordoen, over een periode van maximaal vijf jaar vanaf de overdracht.
De activa die de FPIM verwerft worden aangehouden voor rekening van de instelling en opgenomen in een post buiten de balans van de FPIM, overeenkomstig artikel 2, § 3, derde lid, van de wet van 2 april 1962 betreffende de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen.
§ 3
De FPIM kan tijdelijk beleggen in effecten als bedoeld in artikel 2, 31°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiėle sector en de financiėle diensten of tijdelijk liquide middelen bezitten met de bedoeling ze te investeren of te herinvesteren.
§ 4
De FPIM kan samen met de instelling participaties nemen en activa verwerven. De FPIM kan ook participaties of activa aan de instelling verkopen of participaties of activa van de instelling verwerven.