§ 1
Onverminderd de wettelijke bepalingen betreffende de onschendbaarheid en het voorrecht van rechtsmacht, kunnen de leden van het Controleorgaan en van de dienst onderzoeken elke persoon van wie zij het verhoor noodzakelijk achten, uitnodigen om hem te horen. De leden of gewezen leden van de politiediensten zijn gehouden gevolg te geven aan elke schriftelijke oproeping.
De leden of gewezen leden van de politiediensten mogen verklaringen afleggen over feiten die worden gedekt door het beroepsgeheim.
§ 2
De voorzitter van het Controleorgaan kan de leden of gewezen leden van de politiediensten dagvaarden door tussenkomst van een gerechtsdeurwaarder. Deze leden of gewezen leden getuigen na de eed te hebben afgelegd die is bepaald in artikel 934, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek.
De leden of gewezen leden van de politiediensten maken geheimen waarvan zij kennis dragen, aan het Controleorgaan bekend, behalve indien ze betrekking hebben op een lopend opsporings- of gerechtelijk onderzoek.
Als het lid of gewezen lid van de politiedienst van oordeel is dat hij het geheim waarvan hij kennis draagt, moet bewaren omdat een persoon door de bekendmaking ervan fysiek gevaar zou kunnen lopen, wordt de kwestie voorgelegd aan de voorzitter van het Controleorgaan of de magistraat die hem vervangt, die uitspraak doet.
Als het lid of gewezen lid van de politiedienst van oordeel is dat hij het geheim waarvan hij kennis draagt, moet bewaren, wordt de kwestie voorgelegd aan de Commissaris-generaal of de korpschef in functie van de politiedienst waartoe de betrokkene behoort, die uitspraak doet.
§ 3
Het Controleorgaan kan de medewerking van deskundigen en tolken vorderen. Zij leggen de eed af bedoeld in artikel 290 van het Wetboek van strafvordering. De hen verschuldigde vergoedingen worden uitgekeerd overeenkomstig het tarief van de gerechtskosten in strafzaken.
§ 4
Artikel 9 van de wet van 3 mei 1880 op het parlementair onderzoek is van toepassing op de leden of gewezen leden van de politiediensten die als getuige worden gehoord of gedagvaard door het Controleorgaan en op de deskundigen en tolken die worden gevorderd.
De processen-verbaal die gepleegde inbreuken vaststellen, worden opgesteld door een lid van het Controleorgaan of een lid van de dienst onderzoeken en worden overgezonden aan de procureur des Konings in wiens ambtsgebied ze zijn begaan.
De leden of gewezen leden van de politiediensten die weigeren te getuigen voor het Controleorgaan en die weigeren hun medewerking te verlenen, worden gestraft met een gevangenisstraf van één maand tot twee jaar en een geldboete van honderd euro tot duizend euro of met één van die straffen alleen.