Meer info
 

30/09/57 ADR 2013 - Bijlage A
Europees Verdrag van 30 september 1957 betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR)

4.3.3 Bijzondere bepalingen die van toepassing zijn op klasse 2
4.3.3.1 Codering en hiërarchie van de tanks

4.3.3.1.1 Codering van de tanks, batterijvoertuigen en MEGC's

De vier onderdelen van de in kolom (12) van tabel A in hoofdstuk 3.2 aangegeven tankcodes hebben de volgende betekenis:
Deel
Omschrijving
Tankcode
1
Type van de tank, het batterijvoertuig of de MEGC
C =
tank, batterijvoertuig of MEGC voor samengeperste gassen;
 
 
P =
tank, batterijvoertuig of MEGC voor vloeibaar gemaakte of opgeloste gassen;
 
 
R =
tank voor sterk gekoelde, vloeibare gassen;
2
Berekeningsdruk
X =
waarde van de pertinente minimale beproevingsdruk volgens de tabel in 4.3.3.2.5; of
 
 
22 =
minimale berekeningsdruk in bar
3
Openingen (zie in 6.8.2.2 en 6.8.3.2)
B =
tank met vul- of losopeningen onderaan met 3 sluitingen, of batterijvoertuig of MEGC met openingen onder het vloeistofniveau of voor samengeperste gassen;
 
 
C =
tank met vul- en losopeningen bovenaan met 3 sluitingen, die onder het vloeistofniveau enkel reinigingsopeningen bezit;
 
 
D =
tank met vul- en losopeningen bovenaan, met 3 sluitingen, of batterijvoertuig of MEGC, zonder openingen onder het vloeistofniveau.
4
Veiligheidskleppen/veiligheidsinrichtingen
N =
tank, batterijvoertuig of MEGC met veiligheidsklep overeenkomstig 6.8.3.2.9 of 6.8.3.2.10 en niet hermetisch gesloten;
 
 
H =
hermetisch gesloten tank, batterijvoertuig of MEGC (zie 1.2.1)
OPMERKINGEN:
1. Bijzondere bepaling TU17, die voor bepaalde gassen in kolom (13) van tabel A in hoofdstuk 3.2 is aangegeven, beduidt dat het gas enkel mag vervoerd worden in batterijvoertuigen of MEGC's waarvan de elementen uit recipiënten bestaan.
 
2. De bijzondere bepaling TU40 in Kolom (13) van Tabel A van hoofdstuk 3.2 voor bepaalde gassen betekent dat het gas enkel mag vervoerd worden in een batterijvoertuig of MEGC, waarvan de elementen samengesteld zijn uit naadloze recipiënten.
 
3. De druk die op de tank zelf of op de plaat is aangegeven moet ten minste even groot zijn als de waarde “X” of als de minimale berekeningsdruk.

4.3.3.1.2 Hiërarchie van de tanks

Tankcode
Andere tankcodes die toegelaten zijn voor stoffen met deze code
C*BN
C#BN, C#CN, C#DN, C#BH, C#CH, C#DH
C*BH
C#BH, C#CH, C#DH
C*CN
C#CN, C#DN, C#CH, C#DH
C*CH
C#CH, C#DH
C*DN
C#DN, C#DH
C*DH
C#DH
P*BN
P#BN, P#CN, P#DN, P#BH, P#CH, P#DH
P*BH
P#BH, P#CH, P#DH
P*CN
P#CN, P#DN, P#CH, P#DH
P*CH
P#CH, P#DH
P*DN
P#DN, P#DH
P*DH
P#DH
R*BN
R#BN, R#CN, R#DN
R*CN
R#CN, R#DN
R*DN
R#DN
Het door “#” weergegeven cijfer moet gelijk zijn aan of groter zijn dan het door “ * ” weergegeven cijfer.
OPMERKING: Deze hiërarchie houdt geen rekening met eventuele bijzondere bepalingen (zie 4.3.5 en 6.8.4) voor elke rubriek.
4.3.3.2 Voorwaarden voor het vullen en beproevingsdrukken

4.3.3.2.1

Voor tanks die bestemd zijn voor het vervoer van samengeperste gassen moet de beproevingsdruk ten minste gelijk zijn aan 1,5 maal de in 1.2.1 voor de drukrecipiënten gedefinieerde bedrijfsdruk.

4.3.3.2.2

Voor tanks die bestemd zijn voor het vervoer van:
bij hoge druk vloeibaar gemaakte gassen, en
opgeloste gassen,
moet de beproevingsdruk dusdanig zijn dat – wanneer de houder gevuld is tot de maximale vulverhouding – de druk van de stof bij 55 °C (voor tanks met warmteisolatie) of bij 65 °C (voor tanks zonder warmteisolatie) de beproevingsdruk niet overschrijdt.

4.3.3.2.3

Voor tanks die bestemd zijn voor het vervoer van bij lage druk vloeibaar gemaakte gassen
a)
moet, indien de tank voorzien is van een warmteisolatie, de voorgeschreven beproevingsdruk ten minste gelijk zijn aan de dampspanning van de vloeistof bij 60 °C, verminderd met 0,1 MPa (1 bar), met een minimum evenwel van 1 MPa (10 bar);
b)
moet, indien de tank niet voorzien is van een warmteisolatie, de voorgeschreven beproevingsdruk ten minste gelijk zijn aan de dampspanning van de vloeistof bij 65 °C, verminderd met 0,1 MPa (1 bar), met een minimum evenwel van 1 MPa (10 bar).
De maximaal toegelaten vulmassa per liter capaciteit wordt als volgt berekend:
maximaal toegelaten vulmassa per liter capaciteit = 0,95 × de soortelijke massa van de vloeistoffase bij 50 °C (in kg/l)
De gasfase mag bovendien niet verdwijnen beneden 60 °C.
Indien de diameter van de houders niet groter is dan 1,5 m, moeten voor de beproevingsdruk en voor de maximale vulverhouding de waarden overeenkomstig verpakkingsinstructie P200 in 4.1.4.1 gebruikt worden.

4.3.3.2.4

Voor tanks die bestemd zijn voor het vervoer van sterk gekoelde vloeibare gassen moet de beproevingsdruk ten minste gelijk zijn aan 1,3 maal de maximale bedrijfsdruk die op de tank is aangeduid, met een minimum evenwel van 300 KPa (3 bar) (manometerdruk); voor tanks die voorzien zijn van een vacuümisolatie moet de beproevingsdruk ten minste gelijk zijn aan 1,3 maal de maximale bedrijfsdruk, vermeerderd met 100 KPa (1 bar).

4.3.3.2.5

Tabel van de gassen en gasmengsels die in vaste tanks (tankvoertuigen), batterijvoertuigen, afneembare tanks, tankcontainers of MEGC’s tot het vervoer mogen toegelaten worden.
De waarden van de beproevingsdruk en de vulomstandigheden moeten, voor de gassen en gasmengsels die bij een n.e.g.-rubriek ingedeeld zijn, vastgelegd worden door de door de bevoegde overheid erkende controle-instelling.
Indien de tanks, die bestemd zijn voor het vervoer van samengeperste of bij hoge druk vloeibaar gemaakte gassen, een lagere beproevingsdruk hebben ondergaan dan die welke opgegeven is in de tabel en voorzien zijn van een warmteisolatie, kan de door de bevoegde overheid erkende controle-instelling een lagere maximale vulmassa voorschrijven, op voorwaarde dat de druk van de stof in de tank bij 55 °C niet hoger is dan de beproevingsdruk die op de tank is ingeslagen.
UN-nr
Benaming
Classificatiecode
Minimale beproevingsdruk voor de tanks
Maximaal toelaatbare vulmassa per liter capaciteit
met warmteisolatie
zonder warmteisolatie
MPa
bar
MPa
bar
kg
1001
acetyleen, opgelost (ethyn, opgelost)
4F
enkel in batterijvoertuigen en MEGC's, samengesteld uit recipiënten
1002
lucht, samengeperst (perslucht)
1 A
zie 4.3.3.2.1
1003
lucht, sterk gekoeld, vloeibaar
30
zie 4.3.3.2.4
1005
ammoniak, watervrij
2 TC
2,6
26
2,9
29
0,53
1006
argon, samengeperst
1 A
zie 4.3.3.2.1
1008
boortrifluoride
2 TC
22,5
225
22,5
225
0,715
 
 
 
30
300
30
300
0,86
1009
broomtrifluormethaan (koelgas R13B1)
2A
12
120
4,2
12
25
42
120
250
1,50
1,13
1,44
1,60
1010
butadiënen, gestabiliseerd (1,2-butadieen) of
2F
1
10
1
10
0,59
 
butadiënen, gestabiliseerd (1,3-butadieen) of
 
1
10
1
10
0,55
 
mengsel van butadiënen en koolwaterstoffen, gestabiliseerd
 
1
10
1
10
0,50
1011
butaan
2F
1
10
1
10
0,51
1012
buteen (1-buteen) of
2F
1
10
1
10
0,53
 
buteen (trans-2-buteen) of
 
1
10
1
10
0,54
 
buteen (cis-2-buteen) of
 
1
10
1
10
0,55
 
buteen (mengsels van butenen)
 
1
10
1
10
0,50
1013
koolstofdioxide (kooldioxide) (koolzuur)
2A
19
22,5
190
225
19
25
190
250
0,73
0,78
0,66
0,75
1016
koolstofmonoxide, samengeperst (koolmonoxide, samengeperst)
1 TF
zie 4.3.3.2.1
1017
chloor
2TOC
1,7
17
1,9
19
1,25
1018
chloordifluormethaan (koelgas R22)
2A
2,4
24
2,6
26
1,03
1020
chloorpentafluorethaan (koelgas R115)
2A
2
20
2,3
23
1,08
1021
1-chloor-1,2,2,2-tetrafluorethaan (koelgas R 124)
2A
1
10
1,1
11
1,2
1022
chloortrifluormethaan (koelgas R13)
2A
12
22,5
120
225
10
12
19
25
100
120
190
250
0,96
1,12
0,83
0,90
1,04
1,10
1023
stadsgas, samengeperst
1 TF
zie 4.3.3.2.1
1026
dicyaan
2TF
10
100
10
100
0,70
1027
cyclopropaan
2F
1,6
16
1,8
18
0,53
1028
dichloordifluormethaan (koelgas R12)
2A
1,5
15
1,6
16
1,15
1029
dichloorfluormethaan (koelgas R21)
2A
1
10
1
10
1,23
1030
1,1-difluorethaan (koelgas R152a)
2F
1,4
14
1,6
16
0,79
1032
dimethymamine, watervrij
2F
1
10
1
10
0,59
1033
dimethylether
2F
1,4
14
1,6
16
0,58
1035
ethaan
2F
12
120
9,5
12
30
95
120
300
0,32
0,25
0,29
0,39
1036
ethylamine
2F
1
10
1
10
0,61
1037
ethylchloride
2F
1
10
1
10
0,8
1038
ethyleen, sterk gekoeld, vloeibaar (etheen, sterk gekoeld, vloeibaar)
3F
zie 4.3. 3.2.4
1039
ethylmethylether
2F
1
10
1
10
0,64
1040
ethyleenoxide met stikstof tot een totale druk van ten hoogste 1MPa (10 bar) bij 50°C
2TF
1,5
15
1,5
15
0,78
1041
mengsel van ethyleenoxide en koolstofdioxide (mengsel van ethyleenoxide en kooldioxide) (mengsel van ethyleenoxide en koolzuur), met meer dan 9 % maarten hoogste 87 % ethyleenoxide
2F
2,4
24
2,6
26
0,73
1046
helium, samengeperst
1 A
zie 4.3.3.2.1
1048
waterstofbromide, watervrij (broomwaterstof, watervrij)
2 TC
5
50
5,5
55
1,54
1049
waterstof, samengeperst
1 F
zie 4.3.3.2.1
1050
waterstofchloride, watervrij
2 TC
12
120
 
 
0,69
 
(chloorwaterstof, watervrij)
 
 
 
10
12
15
20
100
120
150
200
0,30
0,56
0,67
0,74
1053
waterstofsulfide (zwavelwaterstof)
2TF
4,5
45
5
50
0,67
1055
isobuteen
2F
1
10
1
10
0,52
1056
krypton, samengeperst
1 A
zie 4.3.3.2.1
1058
vloeibaar gemaakte gassen, niet brandbaar, onder een atmosfeer van stikstof, koolstofdioxide (kooldioxide) (koolzuur) of lucht
2A
1,5 × vuldruk
zie 4.3.3.2.2 of 4.3.3.2.3
 
 
 
 
 
1060
mengsel van methylacetyleen en propadieen, gestabiliseerd:
2F
zie 4.3.3.2.2 of 4.3.3.2.3
mengsel P1
2,5
25
2,8
28
0,49
mengsel P2
2,2
22
2,3
23
0,47
propadieen dat 1 tot en met 4 % methylacetyleen bevat
2,2
22
2,2
22
0,50
1061
methylamine, watervrij
2F
1
10
1,1
11
0,58
1062
methylbromide, metten hoogste 2 % chloorpikrine
2T
1
10
1
10
1,51
1063
methylchloride (koelgas R40)
2F
1,3
13
1,5
15
0,81
1064
methymercaptaan
2TF
1
10
1
10
0,78
1065
neon, samengeperst
1 A
zie 4.3.3.2.1
1066
stikstof, samengeperst
1 A
zie 4.3.3.2.1
1067
distikstoftetroxide (stikstofdioxide)
2TOC
enkel in batte rij voertuigen en MEGC's, samengesteld uit recipiënten
1070
distikstofoxide (lachgas)
2O
22,5
225
18
22,5
25
180
225
250
0,78
0,68
0,74
0,75
1071
oliegas, samengeperst (petroleumgas, samengeperst)
1 TF
zie 4.3.3.2.1
1072
zuurstof, samengeperst
1 O
zie 4.3.3.2.1
1073
zuurstof, sterk gekoeld, vloeibaar
30
zie 4.3.3.2.4
1075
petroleumgassen, vloeibaar gemaakt
2F
zie 4.3.3.2.2 of 4.3.3.2.3
1076
fosgeen
2 TC
enkel in batterijvoertuigen en MEGC's, samengesteld uit recipiënten
1077
propeen (propyleen)
2F
2,5
25
2,7
27
0,43
1078
koelgas, n.e.g., zoals:
2A
 
 
 
 
 
mengsel F1
 
1
10
1,1
11
1,23
mengsel F2
 
1,5
15
1,6
16
1,15
mengsel F3
 
2,4
24
2,7
27
1,03
andere mengsels
 
zie 4.3.3.2.2 of 4.3.3.2.3
1079
zwaveldioxide
2 TC
1
10
1,2
12
1,23
1080
zwavelhexafluoride
2A
12
120
7
14
16
70
140
160
1,34
1,04
1,33
1,37
1081
tetrafluorethyleen, gestabiliseerd
2F
enkel in batterijvoertuigen en MEGC's, samengesteld uit naadloze recipiënten
1082
chloortrifluorethyleen, gestabiliseerd (chloortrifluoretheen, gestabiliseerd) (koelgas R 1113)
2TF
1,5
15
1,7
17
1,13
1083
trimethylamine, watervrij
2F
 
10
1
10
0,56
1085
vinylbromide, gestabiliseerd
2F
 
10
1
10
1,37
1086
vinylchloride, gestabiliseerd
2F
 
10
1,1
11
0,81
1087
vinylmethylether, gestabiliseerd
2F
 
10
1
10
0,67
1581
chloorpikrine en methylbromide, mengsel, met meer dan 2 % chloorpikrine
2T
 
10
1
10
1,51
1582
chloorpikrine en methylchloride, mengsel
2T
1,3
13
1,5
15
0,81
1612
mengsel van hexaethyltetrafosfaat en samengeperst gas
1 T
zie 4.3.3.2.1
 
 
 
 
1749
chloortrifluoride
2TOC
3
30
3
30
1,40
1858
hexafluorpropeen (koelgas R1216)
2A
1,7
17
1,9
19
1,11
1859
siliciumtetrafluoride, samengeperst
1 TC
20
200
20
200
0,74
300
300
30
300
1,10
1860
vinylfluoride, gestabiliseerd
2F
12
22,5
120
225
25
250
0,58
0,65
0,64
1912
mengsel van methylchloride en dichloormethaan
2F
1,3
13
1,5
15
0,81
1913
neon, sterk gekoeld, vloeibaar
3A
zie 4.3.3.2.4
1951
argon, sterk gekoeld, vloeibaar
3A
zie 4.3.3.2.4
1952
mengsel van ethyleenoxide en koolstofdioxide (mengsel van ethyleenoxide en kooldioxide) (mengsel van ethyleenoxide en koolzuur), metten hoogste 9 % ethyleenoxide
2A
19
25
190
250
19
25
190
250
0,66
0,75
1953
samengeperst gas, giftig, brandbaar, n.e.g. (a)
1 TF
zie 4.3.3.2.1 of 4.3.3.2.2
1954
samengeperst gas, brandbaar, n.e.g.
1 F
zie 4.3.3.2.1 of 4.3.3.2.2
1955
samengeperst gas, giftig, n.e.g. (a)
1 T
zie 4.3.3.2.1 of 4.3.3.2.2
1956
samengeperst gas, n.e.g.
1 A
zie 4.3.3.2.1 of 4.3.3.2.2
1957
deuterium, samengeperst
1 F
zie 4.3.3.2.1
1958
1,2-dichloor-1,1,2,2-tetrafluorethaan (koelgas R114)
2A
1
10
1
10
1,3
1959
1,1-difluorethyleen (1,1-difluoretheen) (koelgas R1132a)
2F
12
22,5
120
225
25
250
0,66
0,78
0,77
1961
ethaan, sterk gekoeld, vloeibaar
3F
zie 4.3.3.2.4
1962
ethyleen (etheen)
2F
12
120
 
 
0,25
 
22,5
225
22,5
30
225
300
0,36
0,34
0,37
1963
helium, sterk gekoeld, vloeibaar
3A
zie 4.3.3.2.4
1964
mengsel van koolwaterstofgassen, samengeperst, n.e.g.
1 F
zie 4.3.3.2.1 of 4.3.3.2.2
1965
mengsel van koolwaterstofgassen, vloeibaar gemaakt, n.e.g., zoals:
2F
 
 
 
 
 
mengsel A
 
1
10
1
10
0,50
mengsel A01
 
1,2
12
1,4
14
0,49
mengsel A02
 
1,2
12
1,4
14
0,48
mengsel A0
 
1,2
12
1,4
14
0,47
mengsel A1
 
1,6
16
1,8
18
0,46
mengsel B1
 
2
20
2,3
23
0,45
mengsel B2
 
2
20
2,3
23
0,44
mengsel B
 
2
20
2,3
23
0,43
mengsel C
 
2,5
25
2,7
27
0,42
andere mengsels
 
zie 4.3.3.2.2 of 4.3.3.2.3
1966
waterstof, sterk gekoeld, vloeibaar
3F
zie 4.3.3.2.4
1967
insecticide, gas, giftig, n.e.g. (a)
2T
zie 4.3.3.2.2 of 4.3.3.2.3
1968
insecticide, gas, n.e.g.
2A
zie 4.3.3.2.2 of 4.3.3.2.3
1969
isobutaan
2F
1
10
1
10
0,49
1970
krypton, sterk gekoeld, vloeibaar
3A
zie 4.3.3.2.4
1971
methaan, samengeperst, of aardgas, samengeperst (met hoog methaangehalte)
1 F
zie 4.3.3.2.1
1972
methaan, sterk gekoeld, vloeibaar, of aardgas, sterk gekoeld, vloeibaar (met hoog methaangehalte)
3F
zie 4.3.3.2.4
1973
mengsel van chloordifluormethaan en chloorpentafluorethaan, met een vast kookpunt, dat ca. 49 % chloordifluormethaan bevat (koelgas R502)
2A
2,5
25
2,8
28
1,05
1974
broomchloordifluormethaan (koelgas R12B1)
2A
1
10
1
10
1,61
1976
octafluorcyclobutaan (koelgas RC318)
2A
1
10
1
10
1,34
1977
stikstof, sterk gekoeld, vloeibaar
3A
zie 4.3.3.2.4
1978
propaan
2F
2,1
21
2,3
23
0,42
1982
tetrafluormethaan (koelgas R14)
1 A
20
200
20
200
0,62
30
300
30
300
0,94
1983
1 -chloor-2,2,2-trifluorethaan (koelgas R133a)
2A
1
10
1
10
1,18
1984
trifluormethaan (koelgas R23)
2A
19
25
190
250
19
25
190
250
0,92
0,99
0,87
0,95
2034
mengsel van waterstof en methaan, samengeperst
1 F
zie 4.3.3.2.1
2035
1,1,1 -trifluorethaan (koelgas R143a)
2F
2,8
28
3,2
32
0,79
2036
xenon
2A
12
120
13
130
1,30
1,24
2044
2,2-dimethylpropaan
2F
1
10
1
10
0,53
2073
ammoniak, oplossing in water met een densiteit bij 15°C lager dan 0,880
die meer dan 35 % maarten hoogste 40 % ammoniak bevat
4A
1
10
1
10
0,80
die meer dan 40 % maarten hoogste 50 % ammoniak bevat
 
1,2
12
1,2
12
0,77
2187
koolstofdioxide, sterk gekoeld, vloeibaar (kooldioxide, sterk gekoeld, vloeibaar) (koolzuur, sterk gekoeld, vloeibaar)
3A
zie 4.3.3.2.4
2189
dichloorsilaan
2TFC
1
10
1
10
0,90
2191
sulfurylfluoride
2T
5
50
5
50
1,1
2193
hexafluorethaan (koelgas R116)
2A
16
20
160
200
20
200
1,28
1,34
1,10
2197
waterstofjodide, watervrij (joodwaterstof, watervrij)
2 TC
1,9
19
2,1
21
2,25
2200
propadieen, gestabiliseerd
2F
1,8
18
2,0
20
0,50
2201
distikstofoxide, sterk gekoeld, vloeibaar (lachgas, sterk gekoeld, vloeibaar)
30
zie 4.3.3.2.4
2203
siliciumwaterstof (silaan) (b)
2F
22,5
225
22,5
225
0,32
25
250
25
250
0,36
2204
carbonylsulfide
2TF
2,7
27
3,0
30
0,84
2417
carbonylfluoride
2 TC
20
200
20
200
0,47
30
300
30
300
0,70
2419
broomtrifluorethyleen (broomtrifluoretheen)
2F
1
10
1
10
1,19
2420
hexafluoraceton
2 TC
1,6
16
1,8
18
1,08
2422
octafluor-2-buteen (koelgas R1318)
2A
1
10
1
10
1,34
2424
octafluorpropaan (koelgas R218)
2A
2,1
21
2,3
23
1,07
2451
stikstiftrifluoride
20
20
200
20
200
0,50
30
300
30
300
0,75
2452
ethylacetyleen, gestabiliseerd
2F
1
10
1
10
0,57
2453
ethylfluoride (koelgas R161)
2F
2,1
21
2,5
25
0,57
2454
methylfluoride (koelgas R41)
2F
30
300
30
300
0,36
2517
1-chloor-1,1-difluorethaan (koelgas R142b)
2F
1
10
1
10
0,99
2591
xenon, sterk gekoeld, vloeibaar
3A
zie 4.3. 3.2.4
2599
azeotropisch mengsel van chloortrifluormethaan en trifluormethaan, dat ca. 60 % chloortrifluormethaan bevat (koelgas R503)
2A
3,1
4,2
10
31
42
100
3,1
31
0,11
0,21
0,76
4,2
10
42
100
0,20
0,66
2601
cyclobutaan
2F
1
10
1
10
0,63
2602
azeotropisch mengsel van dichloor-difluormethaan en 1,1-difluorethaan, dat ca. 74 % dichloordifluormethaan bevat (koelgas R500)
2A
1,8
18
2
20
1,01
2901
broomchloride
2TOC
1
10
1
10
1,50
3057
trifluoracetylchloride
2 TC
1,3
13
1,5
15
1,17
3070
mengsel van ethyleenoxide en dichloordifluormethaan, dat ten hoogste 12,5 % ethyleenoxide bevat
2A
1,5
15
1,6
16
1,09
3083
perchlorylfluoride
2TO
2,7
27
3,0
30
1,21
3136
trifluormethaan, sterk gekoeld, vloeibaar
3A
zie 4.3.3.2.4
3138
mengsel van ethyleen, acetyleen en propyleen, sterk gekoeld, vloeibaar (mengsel van etheen, ethyn en propeen, sterk gekoeld, vloeibaar), dat ten minste 71,5 % ethyleen bevat, ten hoogste 22,5 % acetyleen en ten hoogste 6 % propyleen
3F
zie 4.3.3.2.4
3153
perfluor(methylvinyl)ether
2F
1,4
14
1,5
15
1,14
3154
perfluor(ethylvinyl)ether
2F
1
10
1
10
0,98
3156
samengeperst gas, oxiderend, n.e.g.
1 O
zie 4.3.3.2.1 of 4.3.3.2.2
3157
vloeibaar gemaakt gas, oxiderend, n.e.g.
20
zie 4.3.3.2.2 of 4.3.3.2.3
3158
sterk gekoeld, vloeibaar gas, n.e.g.
3A
zie 4.3.3.2.4
3159
1,1,1,2-tetrafluorethaan (koelgas R134a)
2A
1,6
16
1,8
18
1,04
3160
vloeibaar gemaakt gas, giftig, brandbaar, n.e.g. (a)
2TF
zie 4.3.3.2.2 of 4.3.3.2.3
3161
vloeibaar gemaakt gas, brandbaar, n.e.g.
2F
zie 4.3.3.2.2 of 4.3.3.2.3
3162
vloeibaar gemaakt gas, giftig, n.e.g. (a)
2T
zie 4.3.3.2.2 of 4.3.3.2.3
3163
vloeibaar gemaakt gas, n.e.g.
2A
zie 4.3.3.2.2 of 4.3.3.2.3
3220
pentafluorethaan (koelgas R125)
2A
4,1
41
4,9
49
0,95
3252
difluormethaan (koelgas R32)
2F
3,9
39
4,3
43
0,78
3296
heptafluorpropaan (koelgas R227)
2A
1,4
14
1,6
16
1,20
3297
mengsel van ethyleenoxide en chloortetrafluorethaan, dat ten hoogste 8,8 % ethyleenoxide bevat
2A
1
10
1
10
1,16
3298
mengsel van ethyleenoxide en pentafluorethaan, dat ten hoogste 7,9 % ethyleenoxide bevat
2A
2,4
24
2,6
26
1,02
3299
mengsel van ethyleenoxide en tetrafluorethaan, dat ten hoogste 5,6 % ethyleenoxide bevat
2A
1,5
15
1,7
17
1,03
3300
mengsel van ethyleenoxide en koolstofdioxide (mengsel van ethyleenoxide en kooldioxide) (mengsel van ethyleenoxide en koolzuur), dat ten hoogste 87 % ethyleenoxide bevat
2TF
2,8
28
2,8
28
0,73
3303
samengeperst gas, giftig, oxiderend, n.e.g. (a)
1 TO
zie 4.3.3.2.1 of 4.3.3.2.2
3304
samengeperst gas, giftig, bijtend, n.e.g. (a)
1 TC
zie 4.3.3.2.1 of 4.3.3.2.2
3305
samengeperst gas, giftig, brandbaar, bijtend, n.e.g. (a)
1 TFC
zie 4.3.3.2.1 of 4.3.3.2.2
3306
samengeperst gas, giftig, oxiderend, bijtend, n.e.g. (a)
1 TOC
zie 4.3.3.2.1 of 4.3.3.2.2
3307
vloeibaar gemaakt gas, giftig, oxiderend, bijtend, n.e.g. (a)
2TO
zie 4.3.3.2.2 of 4.3.3.2.3
3308
vloeibaar gemaakt gas, giftig, bijtend, n.e.g. (a)
2 TC
zie 4.3.3.2.2 of 4.3.3.2.3
3309
vloeibaar gemaakt gas, giftig, brandbaar, bijtend, n.e.g. (a)
2 TFC
zie 4.3.3.2.2 of 4.3.3.2.3
3310
vloeibaar gemaakt gas, giftig, oxiderend, bijtend, n.e.g. (a)
2 TOC
zie 4.3.3.2.2 of 4.3.3.2.3
3311
sterk gekoeld, vloeibaar gas, oxiderend, n.e.g.
30
zie 4.3.3.2.4
3312
sterk gekoeld, vloeibaar gas, brandbaar, n.e.g.
3F
zie 4.3.3.2.4
3318
ammoniak, oplossing in water, met een densiteit bij 15°C lager dan 0,880, die meer dan 50 % ammoniak bevat
4 TC
zie 4.3.3.2.2
3337
koelgas R404A
2A
2,9
29
3,2
32
0,84
3338
koelgas R407A
2A
2,8
28
3,2
32
0,95
3339
koelgas R407B
2A
3,0
30
3,3
33
0,95
3340
koelgas R407C
2A
2,7
27
3,0
30
0,95
3354
insecticide, gas, brandbaar, n.e.g.
2F
zie 4.3.3.2.2 of 4.3.3.2.3
3355
insecticide, gas, giftig, brandbaar, n.e.g. (a)
2TF
zie 4.3.3.2.2 of 4.3.3.2.3
(a)
Toegelaten indien de LC50-waarde ten minste 200 ppm bedraagt.
(b)
Wordt beschouwd als een pyrofoor gas.
4.3.3.3 Dienst

4.3.3.3.1

Wanneer de tanks, batterijvoertuigen of MEGC's goedgekeurd zijn voor verschillende gassen moet een overschakeling naar een ander gebruik los-, reinigings- en ontgassingoperaties omvatten in de mate die nodig is om de veiligheid van de uitbating te verzekeren.

4.3.3.3.2

(Afgeschaft).

4.3.3.3.3

De elementen van een batterijvoertuig of MEGC mogen slechts één en hetzelfde gas bevatten.

4.3.3.3.4

Wanneer de uitwendige overdruk groter kan zijn dan de weerstand van de tank tegen uitwendige druk (bvb. ten gevolge van lage omgevingstemperaturen), moeten afdoende maatregelen getroffen worden om tanks die vloeibaar gemaakte gassen onder lage druk vervoeren te beschermen tegen het risico op vervorming, bvb. door deze met stikstof of een ander inert gas te vullen om een voldoende hoge druk te behouden in de tank.
4.3.3.4
(Voorbehouden)
4.3.3.5
4.3.3.5
Voor elk vervoer van tankcontainers met sterk gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen moet de reële verblijfstijd berekend worden, rekening houdend met:
 
 a)   de referentieverblijfstijd voor de voor het vervoer bestemde sterk gekoelde vloeibaar gemaakte gassen (zie 6.8.3.4.10), zoals aangeduid op de metalen kenplaat waarvan sprake is in paragraaf 6.8.3.5.4.;
 
 b)   de reële densiteit bij het vullen;
 
 c)  de reële vuldruk;
 
 d)   de laagste afsteldruk van de drukbegrenzingsinrichting(en);
 
 e)   de verslechtering van de isolatie (1) ;
 
Opmerking: ISO 21014:2006 “Cryogenic vessels – Cryogenic insulation performance” beschrijft in detail de methodes die het mogelijk maakt om het prestatievermogen van de isolatie van cryogene recipiënten te bepalen en verschaft een methode voor de berekening van de verblijfstijd.
 
De datum waarop de reële verblijfstijd verstrijkt, moet aangegeven worden op het vervoerdocument (zie 5.4.1.2.2 d).
 
De berekening van de reële verblijfstijd is niet vereist wanneer het gehele traject uitsluitend over de weg wordt afgelegd, zonder overlading op een ander voertuig en zonder tijdelijke tussenstop. Wanneer de berekening van de reële verblijfstijd niet vereist is, zijn de bepalingen van 4.3.3.6 e), f) en g), niet van toepassing.
 
Aan de voorschriften van 4.3.3.5 hoeft niet te worden voldaan voor lege, ongereinigde tankcontainers.
4.3.3.6
De tankcontainers mogen niet voor vervoer aangeboden worden:
 
 a)  indien hun vulling zodanig is dat de bewegingen van de inhoud excessieve hydraulische krachten in de houder kunnen teweegbrengen;
 
 b)  indien ze lekken;
 
 c)  indien ze dermate beschadigd zijn dat de integriteit van de tankcontainer of van zijn inrichtingen voor het heffen of vastzetten in het gedrang kan komen;
 
 d)  indien de bedrijfsuitrusting niet werd nagekeken en in goede staat van werking bevonden werd; en,voor de gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen:
 
 e)  indien de reële verblijfstijd voor het sterk gekoeld vloeibaar gemaakte gas niet werd bepaald;
 
 f)  indien de duur van het vervoer, met alle vertragingen die zouden kunnen optreden, de reële verblijfstijd overschrijdt;
 
 g)  indien de druk niet constant is en niet gebracht werd op een niveau zodanig dat de reële verblijfstijd kan bereikt worden;
 
 h)  in lege, ongereinigde toestand, tenzij de druk is verlaagd tot een niveau dat garandeert dat de overdrukvoorzieningen tijdens het transport niet in werking treden. (1) .
(1)
Zie het document van The European Industrial Gases Association (EIGA) “Methods to prevent the premature activation of relief devices on tanks”, beschikbaar op www.eiga.eu.