Meer info
 

30/09/57 ADR 2013 - Bijlage A
Europees Verdrag van 30 september 1957 betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR)

4.1.1 Algemene bepalingen met betrekking tot het verpakken van gevaarlijke goederen in verpakkingen, met inbegrip van IBC's en grote verpakkingen
OPMERKING: De algemene bepalingen van onderhavige afdeling zijn slechts van toepassing op het verpakken van goederen van de klassen 2, 6.2 en 7 onder de voorwaarden die in 4.1.8.2 (klasse 6.2, UN 2814 en UN 2900), 4.1.9.1.5 (klasse 7) en in de pertinente verpakkingsinstructies van 4.1.4 (P201, P207 en LP200 voor klasse 2 en P620, P621, P622, IBC620, LP621 en LP622 voor klasse 6.2) aangegeven zijn.
4.1.1.1
De gevaarlijke goederen moeten verpakt worden in verpakkingen (met inbegrip van de IBC's en de grote verpakkingen) van goede kwaliteit. Deze verpakkingen moeten sterk genoeg zijn om te weerstaan aan de normale schokken en belastingen tijdens het vervoer, meer in het bijzonder bij de overslag tussen vervoersmiddelen of tussen vervoersmiddelen en stapelplaatsen en bij het wegnemen van de palet of oververpakking voor een daaropvolgende manuele of mechanische behandeling. De verpakkingen (met inbegrip van de IBC's en de grote verpakkingen) moeten zodanig vervaardigd en gesloten zijn (wanneer ze klaargemaakt worden voor verzending) dat de trillingen of de temperatuurs-, vochtigheids- of drukveranderingen (bijvoorbeeld te wijten aan de hoogte), die onder normale vervoersomstandigheden kunnen optreden, geen verlies van de inhoud kunnen veroorzaken. De verpakkingen (met inbegrip van de IBC's en de grote verpakkingen) moeten gesloten worden in overeenstemming met de door de fabrikant verstrekte instructies. Tijdens het vervoer mogen er zich op de buitenkant van de verpakkingen, IBC's of grote verpakkingen geen gevaarlijke residu's bevinden. Onderhavige voorschriften zijn, al naargelang van het geval, van toepassing op de nieuwe, herbruikte, gereconditioneerde en gereconstrueerde verpakkingen, op de nieuwe, herbruikte, gerepareerde of gereconstrueerde IBC's en op de nieuwe, herbruikte of gereconstrueerde grote verpakkingen.
4.1.1.2
De gedeelten van de verpakkingen, met inbegrip van de IBC's en de grote verpakkingen, die in rechtstreeks contact komen met de gevaarlijke goederen:
a)
mogen er niet door aangetast of in merkbare mate door verzwakt worden;
b)
mogen er niet op een gevaarlijke wijze mee kunnen reageren, bijvoorbeeld door de rol van katalysator bij een reactie te vervullen of door met de gevaarlijke goederen te reageren; en
c)
mogen geen permeatie van de gevaarlijke goederen toelaten die onder normale vervoersomstandigheden een gevaar kan opleveren.
Indien nodig moeten ze voorzien worden van een geschikte binnenbekleding of een gepaste behandeling ondergaan.
OPMERKING: Zie 4.1.1.21 voor wat betreft de chemische compatibiliteit van de kunststofverpakkingen, met inbegrip van de IBC's, vervaardigd uit polyethyleen.
4.1.1.3 Constructietype

4.1.1.3.1

Tenzij elders in het ADR andersluidende bepalingen voorkomen, moet iedere verpakking (met inbegrip van de IBC's en de grote verpakkingen), op de binnenverpakkingen van de samengestelde verpakkingen na, overeenstemmen met een constructietype dat al naargelang van het geval volgens de voorschriften van de afdelingen 6.1.5, 6.3.5, 6.5.6 of 6.6.5 met succes beproefd werd.

4.1.1.3.2

De verpakkingen, met inbegrip van IBC's en grote verpakkingen, mogen overeenstemmen met één of meerdere constructietypes die aan de nodige beproevingen voldaan hebben en mogen meer dan één mekteken dragen.
4.1.1.4
Wanneer verpakkingen (met inbegrip van de IBC's en de grote verpakkingen) met vloeistoffen gevuld worden dient voldoende vrije ruimte boven de vloeistof te worden gelaten, zodat de uitzetting van de vloeistof, onder invloed van de temperatuursveranderingen die tijdens het vervoer kunnen optreden, geen vrijkomen van vloeistof of blijvende vervorming van de verpakking veroorzaakt. Behalve wanneer uitdrukkelijk anders wordt bepaald, mogen de verpakkingen bij een temperatuur van 55 °C niet helemaal met vloeistof gevuld zijn. In een IBC moet evenwel een voldoende marge worden gelaten om te garanderen dat hij niet tot meer dan 98 % van zijn watercapaciteit gevuld is wanneer de gemiddelde temperatuur van de inhoud 50 °C bedraagt. Behalve wanneer uitdrukkelijk anders wordt bepaald, mag de maximale vullingsgraad bij een vultemperatuur van 15 °C niet meer bedragen dan:
hetzij a)
Kookpunt (of begin van kooktraject) van de stof in °C
< 60
≥ 60 < 100
≥ 100 < 200
≥ 200 < 300
≥ 300
Vullingsgraad in % van de capaciteit van de verpakking
90
92
94
96
98
hetzij b) Vullingsgraad =
98
1 + α (50-tF)
 % van de capaciteit van de verpakking.
In deze formule vertegenwoordigt α de gemiddelde kubische uitzettingscoëfficiënt van de vloeistof tussen 15 °C en 50 °C (dit wil zeggen voor een maximale temperatuursverandering van 35 °C).
α wordt berekend met de formule: α =
d15 – d50
35 × d50
d15 is de densiteit (85) van de vloeistof bij 15 °C en d50 deze bij 50 °C en tF is de gemiddelde vultemperatuur van de vloeistof (in °C).

(85)
De uitdrukking “densiteit” (d) wordt beschouwd als synoniem van “relatieve dichtheid” en wordt overal in onderhavig hoofdstuk gebruikt.
4.1.1.5
De binnenverpakkingen moeten zodanig in de buitenverpakking geplaatst worden dat breuk of doorboring van de binnenverpakkingen of het vrijkomen van hun inhoud in de buitenverpakking in normale vervoersomstandigheden vermeden wordt. De binnenverpakkingen die vloeistoffen bevatten moeten met hun sluiting naar boven verpakt worden en conform de in 5.2.1.10 voorgeschreven oriëntatiemerktekens in de buitenverpakkingen geplaatst worden. De binnenverpakkingen die gemakkelijk kunnen breken of doorboord worden (zoals verpakkingen uit glas, aardewerk, porselein, bepaalde kunststoffen, enz.) moeten in de buitenverpakking vastgezet worden met behulp van geschikte vulmiddelen. Bij een lek mag de inhoud de beschermende eigenschappen van de vulstoffen en van de buitenverpakking niet in merkbare mate wijzigen.

4.1.1.5.1

Indien een buitenverpakking van een samengestelde verpakking of een grote verpakking met succes getest werd met binnenverpakkingen van verschillende types, mogen diverse van deze laatste verpakkingen in deze buitenverpakking of deze grote verpakking samengebracht worden. Voor zover een gelijkwaardig prestatieniveau gehandhaafd blijft, mogen bovendien de volgende wijzigingen aan de binnenverpakkingen aangebracht worden zonder dat het collo aan andere beproevingen moet onderworpen worden:
a)
binnenverpakkingen met dezelfde of kleinere afmetingen mogen gebruikt worden indien:
i)
het concept van de binnenverpakkingen analoog is aan dat van de geteste binnenverpakkingen (bijvoorbeeld: vorm – rond, rechthoekig, enz.);
ii)
het constructiemateriaal van de binnenverpakkingen (glas, kunststof, metaal, enz.) dezelfde of een grotere weerstand bezit tegen stoot- en stapelkrachten als dat van de oorspronkelijk geteste binnenverpakking;
iii)
de binnenverpakkingen dezelfde of kleinere openingen bezitten en het concept van de sluiting analoog is (bijvoorbeeld schroefdop, inschuivend deksel, enz.);
iv)
een voldoende hoeveelheid supplementair opvulmateriaal wordt gebruikt om de lege tussenruimtes op te vullen en om elke noemenswaardige beweging van de binnenverpakkingen te verhinderen;
v)
de oriëntatie van de binnenverpakkingen in de buitenverpakking dezelfde is als in het getest collo;
b)
Men mag een kleiner aantal geteste, of andere in alinea a) hierboven gedefinieerde binnenverpakkingen gebruiken, op voorwaarde dat voldoende opvulmateriaal toegevoegd wordt om de lege ruimte(s) op te vullen en om elke noemenswaardige beweging van de binnenverpakkingen te verhinderen.

4.1.1.5.2

Het gebruik van supplementaire verpakkingen aan de binnenkant van een buitenverpakking (bijvoorbeeld een tussenverpakking of een recipiënt aan de binnenkant van een voorgeschreven binnenverpakking), ter aanvulling van de verpakkingen die voorzien zijn in de verpakkingsinstructies, is toegestaan op voorwaarde dat de pertinente voorschriften vervuld zijn, met inbegrip van deze van paragraaf 4.1.1.3, en op voorwaarde dat in voorkomend geval een geschikt vulmiddel gebruikt wordt om elke verplaatsing aan de binnenkant van de verpakkingen te verhinderen.

4.1.1.5.3

Voor het vervoer van afvalstoffen, met uitzondering van voorwerpen, mogen binnenverpakkingen van verschillende afmetingen en vormen, die vloeistoffen of vaste stoffen bevatten, gezamenlijk worden verpakt in een buitenverpakking, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a)
Het in elke binnenverpakking vervoerde afval is niet ingedeeld in de klassen 1, 2, 6.2 of 7;
b)
In afwijking van 4.1.1.5, 4.1.1.5.1, 4.1.1.5.2, 4.1.1.21, 4.1.3.1 à 4.1.3.5, 4.1.3.7, 4.1.4, 6.1.5.2.1, 6.5.6.1.2 en 6.6.5.2.1:
i)
De buitenverpakking is van een van de volgende types:
1H2, 1A2, 3A2, 3H1, 3H2, 4A of 4H2;
11A, 11H1 of 11H2;
50A of 50H;
ii)
De buitenverpakking heeft de beproevingen voor verpakkingsgroep I doorstaan;
iii)
De buitenverpakking hoeft niet te worden onderworpen aan de beproevingen, voorgeschreven voor verpakkingen die bestemd zijn om vloeistoffen te bevatten, maar zij moet de vloeistoffen onder normale vervoersomstandigheden kunnen vasthouden;
iv)
Er wordt voldoende opvulmateriaal gebruikt om te voorkomen dat de binnenverpakkingen onder normale vervoersomstandigheden sterk verschuiven;
v)
Indien de buitenverpakking binnenverpakkingen bevat die gemakkelijk kunnen breken, zoals binnenverpakkingen van glas, porselein of aardewerk, of niet-lekdichte binnenverpakkingen, bevat de buitenverpakking een middel om de vrije vloeistof die tijdens het vervoer uit de binnenverpakkingen kan ontsnappen, vast te houden, bijvoorbeeld absorberend materiaal of een ander even doeltreffend middel;
vi)
In het geval van een buitenverpakking van polyethyleen wordt het bewijs van voldoende chemische compatibiliteit geacht te zijn geleverd als de chemische compatibiliteit van het buitenverpakkingsmateriaal met alle in 6.1.6.1 beschreven referentievloeistoffen is geverifieerd in het kader van een typemodelproef beproeving/prototype? en goedkeuring voor verpakkingen van hetzelfde materiaal met code 1H1 of 3H1;
c)
Afhankelijk van het afval dat in elke binnenverpakking is geïdentificeerd, worden de binnenverpakkingen alleen gezamenlijk in een geschikte buitenverpakking verpakt door opgeleid en bevoegd personeel in overeenstemming met 1.3.2.2, waarbij gebruik wordt gemaakt van instructies of procedures die overeenstemming waarborgen met 4.1.1.6 en de bepalingen voor gezamenlijke verpakking van 4.1.10.4;
d)
Afval dat zich in eenzelfde buitenverpakking bevindt, wordt ingedeeld in de meest geschikte rubriek. Indien nodig kunnen meerdere rubrieken worden gebruikt. In afwijkingen van 5.1.4 komen de enige markering en etikettering op de buitenverpakking overeen met de aan de buitenverpakking toegekende rubrieken.
4.1.1.6
Gevaarlijke goederen mogen niet samen met andere gevaarlijke of niet-gevaarlijke goederen in éénzelfde buitenverpakking of grote verpakking verpakt worden indien ze er op een gevaarlijke wijze mee kunnen reageren door het veroorzaken van:
a)
een verbranding en/of een aanzienlijke warmteontwikkeling;
b)
de uitwaseming van brandbare, verstikkende, oxiderende of giftige gassen;
c)
de vorming van bijtende stoffen; of
d)
de vorming van onstabiele stoffen.
OPMERKING: Zie 4.1.10 voor de bijzondere bepalingen met betrekking tot de gezamenlijke verpakking.
4.1.1.7
De sluiting van verpakkingen, die bevochtigde of verdunde stoffen bevatten, moet dusdanig zijn dat het vloeistofpercentage (water, oplosmiddel of flegmatiseermiddel) tijdens het vervoer niet tot onder de voorgeschreven limieten daalt.

4.1.1.7.1

Indien op een IBC twee of meer afsluitinrichtingen in serie geplaatst zijn, moet deze die zich het dichtst bij de vervoerde stof bevindt eerst worden gesloten.
4.1.1.8
Indien in een collo een overdruk kan ontstaan doordat de vervoerde stof gassen ontwikkelt (tengevolge van een temperatuurstijging of andere oorzaken), mag de verpakking of de IBC van een ontgassingsinrichting voorzien zijn; dit op voorwaarde dat het vrijgekomen gas geen enkel gevaar oplevert, bijvoorbeeld omwille van zijn giftigheid, ontvlambaarheid of vrijkomende hoeveelheid.
Een ontgassingsinrichting moet geïnstalleerd worden indien een gevaarlijke overdruk kan ontstaan omwille van de normale ontbinding van stoffen. De ontgassingsinrichting moet ontworpen zijn om de lekkage van vloeistof en het binnendringen van vreemde stoffen te vermijden onder normale vervoersomstandigheden, waarbij de verpakking of de IBC in de voor het vervoer bedoelde stand geplaatst is.
OPMERKING: De aanwezigheid van ontgassingsinrichtingen op de colli is niet toegestaan voor het luchtvervoer.

4.1.1.8.1

Binnenverpakkingen mogen maar met vloeistoffen gevuld worden indien deze verpakkingen een voldoende weerstand bezitten tegen de inwendige druk die zich onder normale vervoersomstandigheden kan ontwikkelen.
4.1.1.9
De nieuwe, gereconstrueerde of herbruikte verpakkingen (met inbegrip van de IBC's en de grote verpakkingen) of de gereconditioneerde verpakkingen, de gerepareerde IBC's en de routineonderhouden IBC's moeten de beproevingen, die al naargelang van het geval in de afdelingen 6.1.5, 6.3.5, 6.5.6 en 6.6.5 voorgeschreven zijn, met goed gevolg kunnen doorstaan. Alvorens gevuld en ten vervoer aangeboden te worden, moet iedere verpakking (met inbegrip van een IBC en een grote verpakking) gecontroleerd worden, waarbij geen corrosie, contaminatie of andere beschadigingen mogen vastgesteld worden; tevens moet bij elke IBC de goede werking van zijn eventuele bedrijfsuitrusting nagezien worden. Elke verpakking met tekens die op een verzwakking t.o.v. het goedgekeurd constructietype wijzen mag niet meer worden gebruikt of moet zodanig worden gereconditioneerd dat ze de beproevingen voor het constructietype kan doorstaan. Elke IBC met tekens die op een verzwakking t.o.v. het goedgekeurd constructietype wijzen mag niet meer worden gebruikt of moet zodanig worden gerepareerd of een routineonderhouden ondergaan dat hij de beproevingen voor het constructietype kan doorstaan.
4.1.1.10
Vloeistoffen mogen slechts worden geladen in verpakkingen (met inbegrip van de IBC's) die een voldoende weerstand bieden aan de inwendige druk die zich in normale vervoersomstandigheden kan ontwikkelen. Verpakkingen en IBC's waarop de respectievelijk in 6.1.3.1 d) en 6.5.2.2.1 voorgeschreven hydraulische beproevingsdruk vermeld staat, mogen slechts gevuld worden met vloeistoffen waarvan de dampspanning:
a)
dusdanig is dat de totale manometrische druk in de verpakking of de IBC bij 55 °C (dampspanning van de vervatte stof + partiële druk van de lucht of andere inerte gassen -100 kPa), bepaald op basis van de maximale vullingsgraad overeenkomstig onderafdeling 4.1.4.4 en een vultemperatuur van 15 °C, niet meer bedraagt dan 2/3 van de vermelde beproevingsdruk;
b)
bij 50 °C lager is dan 4/7 van de som van de vermelde beproevingsdruk en 100 kPa;
c)
bij 55 °C lager is dan 2/3 van de som van de vermelde beproevingsdruk en 100 kPa.
De IBC's die bestemd zijn voor het vervoer van vloeistoffen mogen niet gebruikt worden voor het vervoer van vloeistoffen met een dampspanning van meer dan 110 kPa (1,1 bar) bij 50 °C of 130 kPa (1,3 bar) bij 55 °C.
VOORBEELDEN VAN OP DE VERPAKKING (MET INBEGRIP VAN DE IBC's) TE VERMELDEN BEPROEVINGSDRUKKEN, WAARDEN BEREKEND VOLGENS 4.1.1.10 c)
UN-nummer
Naam
Klasse
Verpakkingsgroep
Vp55(kPa)
(Vp55 × 1,5) (kPa)
(Vp55 × 1,5) – 100(kPa)
Minimaal vereiste beproevingsdruk (manometerdruk) volgens 6.1.5.5.4 c) (kPa)
Op de verpakking te vermelden minimale beproevingsdruk (manometerdruk) (kPa)
2056
Tetrahydrofuran
3
II
70
105
5
100
100
2247
n-Decaan
3
III
1,4
2,1
–97,9
100
100
1593
Dichloormethaan
6.1
III
164
246
146
146
150
1155
Diëthylether
3
I
199
299
199
199
250
OPMERKINGEN:
1. Voor zuivere vloeistoffen kan de dampspanning bij 55 °C (Vp55) dikwijls verkregen worden uit tabellen in de wetenschappelijke literatuur.
 
2. De in de tabel opgegeven minimale beproevingsdrukken zijn deze die uitsluitend door toepassing van de vermeldingen in 4.1.1.10 c) bekomen worden, wat beduidt dat de aangegeven beproevingsdruk anderhalve keer groter moet zijn dan de dampspanning bij 55 °C, min 100 kPa. Wanneer bijvoorbeeld de beproevingsdruk van normaal decaan overeenkomstig de bepalingen van 6.1.5.5.4 a) vastgesteld wordt, kan de minimale beproevingsdruk die moet vermeld worden kleiner zijn.
 
4. Voor diëthylether is de door 6.1.5.5.5 voorgeschreven minimale beproevingsdruk 250 kPa.
4.1.1.11
De ongereinigde lege verpakkingen (met inbegrip van de lege IBC's en grote verpakkingen), die een gevaarlijk goed hebben bevat, zijn onderworpen aan dezelfde voorschriften als toen ze gevuld waren, tenzij gepaste maatregelen werden getroffen om de mogelijke gevaren uit te sluiten.
OPMERKING: Wanneer dergelijke verpakkingen vervoerd worden voor eliminatie, recycling of terugwinning van hun materiaal, mogen ze eveneens vervoerd worden onder het UN-nummer 3509 op voorwaarde dat de bepalingen van bijzondere bepaling 663 vervuld zijn.
4.1.1.12
Elke in hoofdstuk 6.1 gespecificeerde verpakking die bestemd is om vloeistoffen te bevatten moet met goed gevolg een gepaste dichtheidsbeproeving ondergaan. Deze beproeving maakt deel uit van een kwaliteitsborgingsprogramma zoals bepaald in 6.1.1.4, die de geschiktheid aantoont om te voldoen aan het beproevingsniveau dat aangegeven is in 6.1.5.4.3:
a)
alvorens ze voor het eerst voor het vervoer wordt gebruikt;
b)
alvorens ze na reconstructie of reconditionering (in het geval van een verpakking), opnieuw voor het vervoer wordt gebruikt.
Het is niet nodig dat de verpakkingen bij deze beproeving voorzien zijn van hun eigen sluitingen. Het binnenrecipiënt van composietverpakkingen mag zonder de buitenverpakking beproefd worden, indien zulks de resultaten van de beproeving niet beïnvloedt. Deze beproeving is niet vereist voor:
de binnenverpakkingen van samengestelde verpakkingen of van grote verpakkingen;
de binnenrecipiënten van composietverpakkingen (glas, porselein of aardewerk) die overeenkomstig 6.1.3.1 (a) (ii) voorzien zijn van de vermelding “RID/ADR”;
de lichte metalen verpakkingen die overeenkomstig 6.1.3.1 (a) (ii) voorzien zijn van de vermelding “RID/ADR”.
4.1.1.13
De verpakkingen (met inbegrip van de IBC's), gebruikt voor vaste stoffen die vloeibaar kunnen worden bij temperaturen die tijdens het vervoer mogelijk voorkomen, moeten deze stof ook in vloeibare toestand kunnen vervatten.
4.1.1.14
De verpakkingen (met inbegrip van de IBC's), gebruikt voor poedervormige of korrelvormige stoffen, moeten stofdicht zijn of voorzien worden van een voering.
4.1.1.15
Voor zover de bevoegde overheid geen afwijking heeft toegestaan, mogen de vaten uit kunststof, de jerrycans uit kunststof, de IBC's uit stijve kunststof en de composiet-IBC's met binnenrecipiënten uit kunststof gedurende ten hoogste vijf jaar voor het vervoer van gevaarlijke stoffen gebruikt worden (te rekenen vanaf de fabricagedatum van de verpakking), tenzij een kortere gebruiksduur is voorgeschreven omwille van de aard van de te vervoeren stoffen.
OPMERKING: Voor composiet-IBC's verwijst deze gebruiksduur naar de fabricagedatum van het binnenrecipiënt.
4.1.1.16
Wanneer ijs als koelmiddel gebruikt wordt, mag het de integriteit van de verpakking niet aantasten.
4.1.1.17
(Afgeschaft)
4.1.1.18 Ontplofbare stoffen en voorwerpen, zelfontledende stoffen en organische peroxides
Tenzij het ADR uitdrukkelijk anders bepaalt moeten de verpakkingen (met inbegrip van de IBC's en de grote verpakkingen) die gebruikt worden voor goederen van klasse 1, zelfontledende stoffen van klasse 4.1 of organische peroxides van klasse 5.2 voldoen aan de bepalingen die van toepassing zijn voor de groep stoffen met middelmatige gevaarsgraad (verpakkingsgroep II).
4.1.1.19 Gebruik van bergingsverpakkingen en grote bergingsverpakkingen

4.1.1.19.1

Colli die beschadigd zijn, tekortkomingen vertonen, lekken of niet conform zijn, of gevaarlijke goederen die uit hun verpakking vrijgekomen of weggelekt zijn, mogen vervoerd worden in bergingsverpakkingen, vermeld in 6.1.5.1.11 en in grote bergingsverpakkingen vermeld in 6.6.5.1.9. Deze mogelijkheid sluit het gebruik niet uit van verpakkingen, van IBC's van het type 11A of van grote verpakkingen, met grotere afmetingen en van een gepast type en beproevingsniveau, in overeenstemming met de bepalingen van 4.1.1.19.2 en 4.1.1.19.3.

4.1.1.19.2

Gepaste maatregelen moeten genomen worden om overmatige verplaatsingen van de beschadigde of lekkende colli in de bergingsverpakking of in de grote bergingsverpakking te verhinderen; indien het om vloeistoffen gaat moet een voldoende hoeveelheid absorberend materiaal toegevoegd worden om alle vrije vloeistof te elimineren.

4.1.1.19.3

Gepaste maatregelen moeten genomen worden om elke gevaarlijke drukstijging te verhinderen.
4.1.1.20 Gebruik van bergingsdrukrecipiënten

4.1.1.20.1

In het geval van beschadigde, defecte, lekkende of niet-conforme drukrecipiënten, mogen bergingsdrukrecipiënten die conform zijn aan 6.2.3.11 gebruikt worden.
OPMERKING: Een bergingsdrukrecipient mag als oververpakking gebruikt worden conform 5.1.2. Wanneer het gebruikt wordt als oververpakking, moeten de merktekens conform 5.1.2.1 in plaats van 5.2.1.3. zijn.

4.1.1.20.2

Drukrecipiënten moeten in bergingsdrukrecipiënten van een geschikte grootte geplaatst worden. Verschillende drukrecipiënt dat aldus geplaatst wordt, is beperkt tot een watercapaciteit van 1000 liter. Verschillende drukrecipiënten mogen in hetzelfde bergingsdrukrecipient geplaatst worden op voorwaarde dat de inhouden bekend zijn en deze niet gevaarlijk met elkaar reageren (zie 4.1.1.6). In dit geval mag de totale som van de watercapaciteit van de geplaatste drukrecipiënten 3.000 liter niet overschrijden. Gepaste maatregelen moeten genomen worden om verplaatsingen van de drukrecipiënten in het bergingsdrukrecipient te voorkomen b.v. door compartimentering, beveiliging of opvulling.

4.1.1.20.3

Een drukrecipiënt mag enkel in een bergingsdrukrecipient geplaatst worden als:
(a)
het bergingsdrukrecipient voldoet aan 6.2.3.11 en een kopie van het keuringscertificaat beschikbaar is;
(b)
de delen van het bergingsdrukrecipiënt die in contact komen of die mogelijks in rechtstreeks contact kunnen komen met de gevaarlijke goederen zullen niet aangetast of verzwakt worden door deze gevaarlijke goederen en zullen geen gevaarlijk effect hebben (b.v. als katalisator bij een reactie of door te reageren met de gevaarlijke goederen); en
(c)
de inhoud van de omsloten drukrecipiënt(en) beperkt is in druk en volume zodanig dat, als deze volledig leeglopen in het bergingsdrukrecipiënt, de druk in het bergingsdrukrecipiënt op 65°C de testdruk van het bergingsdrukrecipiënt (voor gassen, zie verpakkingsinstruktie P200 (3) in 4.1.4.1) niet overschreidt. De vermindering van de bruikbare watercapaciteit van het berginsdrukrecipiënt, b.v. door een uitrusting of opvulling, moet in rekening gebracht worden

4.1.1.20.4

De officiële vervoersnaam, het UN nummer voorafgegaan door de letters “UN” en de voor colli in hoofdstuk 5.2 voorgeschreven etiketten die van toepassing zijn op het vervoer van de gevaarlijke goederen die zich in de drukrecipiënt(en) bevinden, moeten ook op het bergingsdrukrecipiënt worden aangebracht.

4.1.1.20.5

Bergingsdrukrecipiënten moeten na elk gebruik zowel inwendig als uitwendig gereinigd, ontgast en visueel geïnspecteerd worden. Zij moeten periodiek geïnspecteerd en getest worden conform 6.2.3.5 en dit minstens één keer om de vijf jaar.
4.1.1.21 Aantonen van de chemische compatibiliteit van de verpakkingen uit kunststof, met inbegrip van de IBC's, via de assimilatie van de vulstoffen met de standaardvloeistoffen

4.1.1.21.1 Toepassingsgebied

Voor de in 6.1.5.2.6 gedefinieerde verpakkingen uit polyethyleen en voor de in 6.5.6.3.5 gedefinieerde IBC's uit polyethyleen mag de chemische compatibiliteit met de vulstoffen aangetoond worden door deze laatsten te assimileren met de standaardvloeistoffen volgens de in 4.1.1.21.3 tot en met 4.1.1.21.5 beschreven procedure en de in 4.1.1.21.6 voorkomende lijst te gebruiken; hiebij onderverstaan dat de desbetreffende constructietypes met deze standaardvloeistoffen beproefd werden overeenkomstig 6.1.5 of 6.5.6, dat rekening gehouden is met 6.1.6 en dat de voorwaarden van 4.1.1.21.2 vervuld zijn. Wanneer een assimilatie overeenkomstig onderstaande onderafdeling niet mogelijk is, moet de chemische compatibiliteit aangetoond worden aan de hand van beproevingen op het constructietype overeenkomstig 6.1.5.2.5 of aan de hand van laboratoriumproeven overeenkomstig 6.1.5.2.7 voor de verpakkingen en overeenkomstig 6.5.6.3.3 of 6.5.6.3.6 voorde IBC's.
OPMERKING: Los van de bepalingen van onderhavige onderafdeling is het gebruik van verpakkingen en IBC's voor een welbepaald vulgoed onderworpen aan de beperkingen van tabel A van hoofdstuk 3.2 en aan de verpakkingsinstructies van hoofdstuk 4.1.

4.1.1.21.2 Voorwaarden

De densiteiten van de vulstoffen mogen niet groter zijn dan deze die dienen om de hoogte te bepalen bij de valproef die overeenkomstig 6.1.5.3.5 of 6.5.6.9.4 wordt uitgevoerd, en om de massa te bepalen bij de stapelproef die overeenkomstig 6.1.5.6 of – in voorkomend geval -overeenkomstig 6.5.6.6 met de geassimileerde standaardvloeistof(fen) wordt uitgevoerd. De dampspanningen van de vulstoffen bij 50 °C of bij 55 °C mogen niet groter zijn dan deze die dienen om de druk te bepalen bij de inwendige (hydraulische) drukproef die overeenkomstig 6.1.5.5.4 of 6.5.6.8.4.2 met de geassimileerde standaardvloeistof(fen) wordt uitgevoerd. Wanneer de vulstoffen geassimileerd zijn met een mengsel van standaardvloeistoffen, mogen de overeenkomstige waarden van de vulstoffen niet groter zijn dan de minimale waarden van de geassimileerde standaardvloeistoffen die bekomen worden uit de toegepaste valhoogtes, stapelmassa's en inwendige beproevingsdrukken.
Voorbeeld UN 1736 benzoylchloride is geassimileerd met het mengsel van standaardvloeistoffen “mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing”. Benzoylchloride heeft een dampspanning van 0,34 kPa bij 50 °C en een densiteit van ongeveer 1,2. De niveaus waarop de beproevingen op het constructietype van vaten en jerrycans uit kunststof worden uitgevoerd stemmen vaak overeen met de minimaal vereiste niveaus. In de praktijk betekent dit dat de stapelproef vaak uitgevoerd wordt met een opgestapelde massa die slechts rekening houdt met een densiteit van 1 voor het “mengsel van koolwaterstoffen” en met een densiteit van 1,2 voor de “oppervlakte-actieve oplossing” (zie de definitie van de standaardvloeistoffen in 6.1.6). Daaruit volgt dat de chemische compatibiliteit van de aldus beproefde constructietypes niet aangetoond zou zijn voor benzoylchloride, omwille van het ontoereikend niveau van de beproevingen op het constructietype met de standaardvloeistof “mengsel van koolwaterstoffen”. (Aangezien in de meeste gevallen de druk die bij de hydraulische drukproef wordt toegepast niet lager is dan 100 kPa, zou de dampspanning van benzoylchloride krachtens 4.1.1.10 afgedekt zijn door dit beproevingsniveau).
Alle componenten van een vulstof (die een oplossing, een mengsel of een preparaat kan zijn), zoals oppervlakte-actieve agens in detergenten en ontsmettingsmiddelen, moeten in beschouwing genomen worden bij de assimilatieprocedure, of ze nu gevaarlijk zijn of niet.

4.1.1.21.3 Assimilatieprocedure

Om de vulstoffen te assimileren met de stoffen of de groepen van stoffen die in de lijsten van 4.1.1.21.6 voorkomen, moeten de volgende stappen ondernomen worden (zie ook het schema van afbeelding 4.1.1.21.1):
a)
de vulstof classificeren volgens de procedures en criteria van deel 2 (bepaling van het UN-nummer en van de verpakkingsgroep);
b)
naar dat UN-nummer gaan in kolom (1) van tabel 4.1.1.21.6, indien het daar voorkomt;
c)
indien er meerdere rubrieken zijn voor dit UN-nummer, de rij kiezen die qua verpakkingsgroep, concentratie, vlampunt, aanwezigheid van niet-gevaarlijke componenten, enz. overeenstemt; dit met behulp van de informatie die in de kolommen (2a), (2b) en (4) voorkomt.
Indien dit niet mogelijk is moet de chemische compatibiliteit aangetoond worden overeenkomstig 6.1.5.2.5 of 6.1.5.2.7 voorde verpakkingen en overeenkomstig 6.5.6.3.3 of 6.5.6.3.6 voorde IBC's (zie evenwel 4.1.1.21.4 in het geval van oplossingen in water);
d)
de chemische compatibiliteit aantonen overeenkomstig 6.1.5.2.5 of 6.1.5.2.7 voor de verpakkingen en overeenkomstig 6.5.6.3.3 of 6.5.6.3.6 voor de IBC's, indien het UN-nummer en de verpakkingsgroep van de vulstof [die overeenkomstig alinea a) bepaald werden] niet voorkomen in de lijst van de geassimileerde stoffen;
e)
de “regel die geldt voor collectieve rubrieken” toepassen zoals beschreven in 4.1.1.21.5, indien zulks aangegeven is in kolom (5) van de gekozen rij;
f)
er van uitgaan dat de chemische compatibiliteit van de vulstof aangetoond is, rekening houdend met 4.1.1.21.1 en 4.1.1.21.2, indien er een standaardvloeistof of een mengsel van standaardvloeistoffen mee geassimileerd is in kolom (5) en indien het constructietype goedgekeurd is voor deze standaard vloeistoffen).
Afbeelding 4.1.1.21.1: Schema voor het assimileren van de vulstoffen met de standaardvloeistoffen

4.1.1.21.4 Oplossingen in water

De oplossingen in water van stoffen en groepen van stoffen, die overeenkomstig 4.1.1.21.3 geassimileerd zijn met welbepaalde standaard vloeistoffen, kunnen ook met deze laatste geassimileerd worden indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a)
de oplossing in water kan overeenkomstig de criteria van 2.1.3.3 ingedeeld worden bij hetzelfde UN-nummer als de stof die in de lijst voorkomt, en
b)
de oplossing in water is in de lijst van de geassimileerde stoffen van 4.1.1.21.6 elders niet als dusdanig met name genoemd, en
c)
tussen de gevaarlijke stof en het oplosmiddel water vindt geen enkele chemische reactie plaats.
Voorbeeld: Oplossingen in water van UN 1120 tert-butanol:
zuiver tert-butanol zelf is geassimileerd met de standaardvloeistof “azijnzuur” in de lijst van de geassimileerde stoffen;
de oplossingen in water van tert-butanol kunnen op basis van 2.1.3.3 ingedeeld worden bij de rubriek UN 1120 BUTANOLEN, omdat hun eigenschappen niet verschillen van deze van de rubrieken van de zuivere stoffen voor wat de klasse, de verpakkingsgroep(en) en de fysische toestand betreft. Bovendien is de rubriek “1120 BUTANOLEN” niet uitdrukkelijk voorbehouden voor de zuivere stoffen en zijn de oplossingen in water van deze stoffen in tabel A van hoofdstuk 3.2 of in de lijst van de geassimileerde stoffen niet elders als dusdanig met name genoemd;
UN 1120 BUTANOLEN reageert niet met water onder normale vervoersomstandigheden.
Bijgevolg mogen de oplossingen van UN 1120 tert-butanol in water geassimileerd worden met de standaardvloeistof “azijnzuur”.

4.1.1.21.5 Regel die geldt voor collectieve rubrieken

Om de vulstoffen te assimileren waarvoor “Regel die geldt voor collectieve rubrieken” is aangegeven in kolom (5), moeten de volgende stappen ondernomen worden en dienen de volgende voorwaarden vervuld te zijn (zie ook het schema van afbeelding 4.1.1.21.2):
a)
de assimilatieprocedure overeenkomstig 4.1.1.21.3 toepassen voor iedere gevaarlijke component van de oplossing, van het mengsel of van het preparaat, rekening houdend met de voorwaarden van 4.1.1.21.2. Bij algemene rubrieken is het toegelaten om geen rekening te houden met de componenten waarvan geweten is dat ze niet schadelijk zijn voor polyethyleen met hoge moleculaire massa (bijvoorbeeld de vaste pigmenten in UN 1263 VERF of VERF-VERWANTE PRODUCTEN).
b)
een oplossing, mengsel of preparaat mag niet geassimileerd worden met een standaardvloeistof indien:
i)
het UN-nummer en de verpakkingsgroep van een of meerdere gevaarlijke componenten niet voorkomen in de lijst van de geassimileerde stoffen, of
ii)
voor een of meerdere gevaarlijke componenten in kolom (5) van de lijst van de geassimileerde stoffen “Regel die geldt voor collectieve rubrieken” is aangegeven, of
iii)
de classificatiecode van een of meerdere gevaarlijke componenten verschilt van die van de oplossing, het mengsel of het preparaat (met uitzondering van UN 2059 NITROCELLULOSE, OPLOSSING, BRANDBAAR).
c)
er van uitgaan dat de chemische compatibiliteit van de oplossing, het mengsel of het preparaat aangetoond is, rekening houdend met 4.1.1.21.1 en 4.1.1.21.2, indien alle gevaarlijke componenten in de lijst van de geassimileerde stoffen voorkomen, de classificatiecodes van alle gevaarlijke componenten overeenstemmen met de clasificatiecode van de oplossing, het mengsel of het preparaat zelf, en alle gevaarlijke componenten in kolom (5) geassimileerd zijn met dezelfde standaardvloeistof of met hetzelfde mengsel van standaardvloeistoffen;
d)
er van uitgaan dat de chemische compatibiliteit aangetoond is voor een van de volgende mengsels van standaard vloeistoffen, rekening houdend met 4.1.1.21.1 en 4.1.1.21.2, indien alle gevaarlijke componenten in de lijst van de geassimileerde stoffen voorkomen, de classificatiecodes van alle gevaarlijke componenten overeenstemmen met de clasificatiecode van de oplossing, het mengsel of het preparaat zelf, maar verschillende standaardvloeistoffen aangegeven zijn in kolom (5):
i)
water/salpeterzuur 55 %, met uitzondering van de anorganische zuren met classificatiecode C1, die geassimileerd worden met de standaardvloeistof “water”;
ii)
water/oppervlakte-actieve oplossing;
iii)
water/azijnzuur;
iv)
water/ mengsel van koolwaterstoffen;
v)
water/ n-butylacetaat-verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat.
e)
Binnen het toepassingsgebied van onderhavige regel wordt er van uitgegaan dat de chemische compatibiliteit niet aangetoond is voor de andere mengsels van standaardvloeistoffen dan die welke in d) opgesomd zijn en voor alle in b) gespecificeerde gevallen. In deze gevallen moet de chemische compatibiliteit met andere middelen aangetoond worden [zie 4.1.1.21.3 d)]
Voorbeeld 1: Mengsel van UN 1940 THIOGLYCOLZUUR (50 %) en UN 2531 METHACRYLZUUR, GESTABILISEERD (50 %); classificatie van het mengsel: UN 3265 BIJTENDE ZURE ORGANISCHE VLOEISTOF, N.E.G.
De UN-nummers van de componenten en het UN-nummer van het mengsel komen voor in de lijst van de geassimileerde stoffen.
De componenten en het mengsel hebben dezelfde classificatiecode: C3.
UN 1940 THIOGLYCOLZUUR is geassimileerd met de standaardvloeistof “azijnzuur” en UN 2531 METHACRYLZUUR, GESTABILISEERD is geassimileerd met de standaardvloeistof “n-butylacetaat / verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat”. Volgens alinea d) is dit geen toelaatbaar mengsel van standaardvloeistoffen. De chemische compatibiliteit van het mengsel moet met andere middelen aangetoond worden.
Voorbeeld 2: Mengsel van UN 1793 ISOPROPYLFOSFAAT (50 %) en UN 1803 FENOLSULFONZUUR, VLOEIBAAR (50 %); classificatie van het mengsel: UN 3265 BIJTENDE ZURE ORGANISCHE VLOEISTOF, N.E.G.
De UN-nummers van de componenten en het UN-nummer van het mengsel komen voor in de lijst van de geassimileerde stoffen.
De componenten en het mengsel hebben dezelfde classificatiecode: C3.
UN 1793 ISOPROPYLFOSFAAT is geassimileerd met de standaardvloeistof “oppervlakte-actieve oplossing” en UN 1803 FENOLSULFONZUUR, VLOEIBAAR is geassimileerd met de standaardvloeistof “water”. Volgens alinea d) is dit een van de toelaatbare mengsels van standaardvloeistoffen. Dus kan men er van uitgaan dat de chemische compatibiliteit voor dit mengsel aangetoond is, op voorwaarde dat het constructietype van de verpakking goedgekeurd is voor de standaardvloeistoffen “oppervlakte-actieve oplossing” en “water”.
Afbeelding 4.1.1.21.2: Schema dat de “Regel die geldt voor collectieve rubrieken” weergeeft
Toelaatbare mengsels van standaardvloeistoffen:
water/salpeterzuur (55 %), met uitzondering van de anorganische zuren met classificatiecode C1, die geassimileerd worden met de standaardvloeistof “water”;
water / oppervlakte-actieve oplossing;
water / azijnzuur;
water / mengsel van koolwaterstoffen;
water / n-butylacetaat-verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat.

4.1.1.21.6 Lijst van de geassimileerde stoffen

In de onderstaande tabel (lijst van de geassimileerde stoffen) zijn de gevaarlijke stoffen gerangschikt in de numerieke volgorde van hun UN-nummer. Over het algemeen stemt elke rij overeen met een gevaarlijke stof, vermits aan elke individuele rubriek of aan elke collectieve rubriek een specifiek UN-nummer toegewezen is. Voor éénzelfde UN-nummer kunnen echter meerdere opeenvolgende rijen gebruikt worden indien de stoffen die er bij ingedeeld zijn verschillende namen hebben (bijvoorbeeld de verschillende isomeren van een groep stoffen) of verschillende chemische eigenschappen, fysische eigenschappen en/of vervoersvoorwaarden. In die gevallen is de individuele of collectieve rubriek binnen een welbepaalde verpakkingsgroep te vinden op de laatste van deze opeenvolgende rijen.
De kolommen (1) tot en met (4) van tabel 4.1.1.21.6 dienen – op basis van een gelijkaardige structuur als deze van tabel A in hoofdstuk 3.2 – om de stof te identificeren voor de doeleinden van onderhavige onderafdeling,. De laatste kolom geeft de standaardvloeistoffen aan waarmee de stof geassimileerd mag worden.
Verklarende noten voor iedere kolom:
Kolom (1) UN-nummer
Bevat het UN-nummer:
van de gevaarlijke stof, indien aan deze stof een eigen specifiek UN-nummer is toegekend, of
van de collectieve rubriek bij dewelke de niet met name genoemde gevaarlijke stoffen overeenkomstig de criteria (“beslissingsdiagrammen”) van deel 2 ingedeeld werden.
Kolom (2a) Officiële vervoersnaam of technische benaming
Bevat de naam van de stof, de naam van de individuele rubriek die meerdere isomeren kan omvatten, of de naam van de collectieve rubriek zelf.
De aangegeven naam kan verschillen van de van toepassing zijnde officiële vervoersnaam.
Kolom (2b) Beschrijving
Bevat een beschrijvende tekst die toelaat om het toepassingsgebied van de rubriek te preciseren, indien de classificatie, de vervoersvoorwaarden en/of de chemische compatibiliteit van de stof kunnen variëren.
Kolom (3a) Klasse
Bevat het nummer van de klasse waarvan de hoofding beantwoordt aan de gevaarlijke stof. Dit klassenummer wordt overeenkomstig de procedures en criteria van deel 2 toegekend.
Kolom (3b) Classificatiecode
Bevat de classificatiecode van de gevaarlijke stof, die overeenkomstig de procedures en criteria van deel 2 wordt toegekend.
Kolom (4) Verpakkingsgroep
Bevat de verpakkingsgroep(en) (I, II of III) die aan de gevaarlijke stof zijn toegekend. Deze verpakkingsgroepen worden toegekend op basis van de procedures en criteria van deel 2. Aan bepaalde stoffen wordt geen verpakkingsgroep toegekend.
Kolom (5) Standaardvloeistof
Ofwel geeft deze kolom ten titel van preciese informatie hetzij een standaardvloeistof, hetzij een mengsel van standaardvloeistoffen waarmee de stof kan geassimileerd worden, ofwel bevat ze een verwijzing naar de regel die geldt voorde collectieve rubrieken in 4.1.1.21.5.
Tabel 4.1.1.21.6: Lijst van de geassimileerde stoffen
UN-nr.
Officiële vervoersnaam of technische benaming
3.1.2
Beschrijving
3.1.2
klasse
2.2
Classificatiecode
2.2
Verpakkingsgroep
2.1.1.3
Standaardvloeistof
(1)
(2a)
(2b)
(3a)
(3b)
(4)
(5)
1090
Aceton
 
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
OPMERKING: enkel aanwendbaar wanneer aangetoond is dat de permeabiliteit van de verpakking ten opzichte van het te vervoeren product van een aanvaardbaar niveau is
1093
Acrylnitril, gestabiliseerd
 
3
FT1
I
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1104
Amylacetaten
zuivere isomeren en mengsels van isomeren
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1105
Pentanolen
zuivere isomeren en mengsels van isomeren
3
F1
II/III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1106
Amylaminen
zuivere isomeren en mengsels van isomeren
3
FC
II/III
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
1109
Amylformaten
zuivere isomeren en mengsels van isomeren
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1120
Butanolen
zuivere isomeren en mengsels van isomeren
3
F1
II/III
Azijnzuur
1123
Butylacetaten
zuivere isomeren en mengsels van isomeren
3
F1
II/III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1125
n-Butylamine
 
3
FC
II
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
1128
n-Butylformiaat
 
3
F1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1129
Butyraldehyde
 
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
1133
Lijmen
bevatten een brandbare vloeistof
3
F1
I/II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
1139
Beschermlak, oplossing
oppervlaktebehandelingen of lakken, gebruikt voor industriële of andere doeleinden, zoals grondlagen voor voertuigkoetswerken, bekledingen voor tonnen en vaten
3
F1
I/II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
1145
Cyclohexaan
 
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
1146
Cyclopentaan
 
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
1153
Ethyleenglycoldiethyl ether
 
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat en mengsel van koolwaterstoffen
1154
Diethylamine
 
3
FC
II
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
1158
Diisopropylamine
 
3
FC
II
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
1160
Dimethylamine, oplossing in water
 
3
FC
II
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
1165
Dioxaan
 
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
1169
Extracten, aromatisch, vloeibaar
 
3
F1
II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
1170
Ethanol of ethanol, oplossing
oplossing in water
3
F1
II/III
Azijnzuur
1171
Ethyleenglycolmonoethylether
 
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat en mengsel van koolwaterstoffen
1172
Ethyleenglycolmonoethyl-etheracetaat
 
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat en mengsel van koolwaterstoffen
1173
Ethylacetaat
 
3
F1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1177
Ethyl butylacetaat
 
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1178
2-Ethylbutyraldehyde
 
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
1180
Ethylbutyraat
 
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1188
Ethyleenglycolmonomethylether
 
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat en mengsel van koolwaterstoffen
1189
Ethyleenglycolmonomethyletheracetaat
 
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat en mengsel van koolwaterstoffen
1190
Ethylformiaat
 
3
F1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1191
Octylaldehyden
zuivere isomeren en mengsels van isomeren
3
F1
III
Mengsel van koolwaterstoffen
1192
Ethyllactaat
 
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1195
Ethylpropionaat
 
3
F1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1197
Extracten,vloeibaar, smaakstoffen
 
3
F1
II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
1198
Formaldehyde, oplossing, brandbaar
oplossing in water, vlampunt begrepen tussen 23 °C en 61 °C
3
FC
III
Azijnzuur
1202
Dieselolie
overeenkomstig norm EN 590:2013 + A1:2017 of met een vlampunt niet hoger dan 100 °C
3
F1
III
Mengsel van koolwaterstoffen
1202
Gasolie
vlampunt niet hoger dan 100 °C
3
F1
III
Mengsel van koolwaterstoffen
1202
Stookolie, licht
extra licht
3
F1
III
Mengsel van koolwaterstoffen
1202
Stookolie, licht
overeenkomstig norm EN 590:20013 + A1:2017 of met een vlampunt niet hoger dan 100 °C
3
F1
III
Mengsel van koolwaterstoffen
1203
Benzine
 
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
1206
Heptanen
zuivere isomeren en mengsels van isomeren
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
1207
Hexaldehyde
n-Hexaldehyde
3
F1
III
Mengsel van koolwaterstoffen
1208
Hexanen
zuivere isomeren en mengsels van isomeren
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
1210
Drukinkt of Drukinktverwante produkten
brandbaar, waaronder begrepen drukinktverdunners en drukinktoplosmiddelen
3
F1
I/II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
1212
Isobutanol (isobutylalcohol)
 
3
F1
III
Azijnzuur
1213
Isobutylacetaat
 
3
F1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1214
Isobutylamine
 
3
FC
II
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
1216
Isooctenen
zuivere isomeren en mengsels van isomeren
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
1219
Isopropylalcohol (isopropanol)
 
3
F1
II
Azijnzuur
1220
Isopropylacetaat
 
3
F1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1221
Isopropylamine
 
3
FC
I
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
1223
Kerosine
 
3
F1
III
Mengsel van koolwaterstoffen
1224
3,3-Dimethyl-2-butanon
 
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
1224
Ketonen, vloeibaar, n.e.g.
 
3
F1
ll/lll
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
1230
Methanol
 
3
FT1
II
Azijnzuur
1231
Methylacetaat
 
3
F1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1233
Methylamylacetaat
 
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1235
Methylamine, oplossing in water
 
3
FC
II
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
1237
Methyl butyraat
 
3
F1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1247
Methyl methacrylaat, monomeer, gestabiliseerd
 
3
F1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1248
Methylpropionaat
 
3
F1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1262
Octanen
zuivere isomeren en mengsels van isomeren
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
1263
Verf of Verf-verwante producten
met inbegrip van verf, lakverf, email, beits, schellakoplossing, vernis, polijstmiddel, vloeibaar plamuur en vloeibare lakbasis of met inbegrip van verdunners en oplosmiddelen voor verven
3
F1
I/II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
1265
Pentanen
n-Pentaan
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
1266
Parfumerieproducten
met brandbare oplosmiddelen
3
F1
II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
1268
Steenkoolteerbenzine
dampspanning bij 50 °C niet hoger dan 110 kPa
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
1268
Aardoliedestillaten, n.e.g. of Aardolieproducten, n.e.g.
 
3
F1
I/II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
1274
n-Propanol (n-Propylalcohol)
 
3
F1
II/III
Azijnzuur
1275
Propionaldehyde
 
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
1276
n-Propylacetaat
 
3
F1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1277
Propylamine
n-Propylamine
3
FC
II
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
1281
Propylformiaten
zuivere isomeren en mengsels van isomeren
3
F1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1282
Pyridine
 
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
1286
Harsolie
 
3
F1
II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
1287
Rubbersolutie
 
3
F1
II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
1296
Triethylamine
 
3
FC
II
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
1297
Trimethylamine, oplossing in water
niet meer dan 50 massage. trimethylamine
3
FC
I/II/III
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
1301
Vinylacetaat, gestabiliseerd
 
3
F1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1306
Houtconserveringsmiddel en, vloeibaar
 
3
F1
II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
1547
Aniline
 
6.1
T1
II
Azijnzuur
1590
Dichlooranilinen, vloeibaar
zuivere isomeren en mengsels van isomeren
6.1
T1
II
Azijnzuur
1602
Kleurstof, vloeibaar, giftig, n.e.g. of Tussen product voor kleurstof, vloeibaar, giftig, n.e.g.
 
6.1
T1
I/II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
1604
Ethyleendiamine
 
8
CF1
II
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
1715
Azijnzuuranhydride
 
8
CF1
II
Azijnzuur
1717
Acetylchloride
 
3
FC
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1718
Butylfosfaat
 
8
C3
III
Oppervlakte-actieve oplossing
1719
Waterstofsulfide
oplossing in water
8
C5
III
Azijnzuur
1719
Bijtende alkalische vloeistof, n.e.g.
anorganisch
8
C5
II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
1730
Antimoonpentachloride, vloeibaar
zuiver
8
C1
II
Water
1736
Benzoylchloride
 
8
C3
II
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
1750
Chloorazijnzuur, oplossing
oplossing in water
6.1
TC1
II
Azijnzuur
1750
Chloorazijnzuur, oplossing
mengsels van mono- en dichloorazijnzuur
6.1
TC1
II
Azijnzuur
1752
Chlooracetylchloride
 
6.1
TC1
I
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1755
Chroomzuur, oplossing
oplossing in water, met niet meer dan 30 % chroomzuur
8
C1
II/III
Salpeterzuur
1760
Cyanamide
oplossing in water, met niet meer dan 50 % cyanamide
8
C9
II
Water
1760
O.O-Diethyl-dithiofosforzuur
 
8
C9
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1760
O.O-Diisopropyl-dithiofosforzuur
 
8
C9
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1760
O.O-Di-n-propyl-dithiofosforzuur
 
8
C9
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1760
Bijtende vloeistof, n.e.g.
vlampunt hoger dan 61 °C
8
C9
I/II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
1761
Koperethyleendiamine, oplossing
oplossing in water
8
CT1
II/III
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
1764
Dichloorazijnzuur
 
8
C3
II
Azijnzuur
1775
Fluorboorzuur
oplossing in water, met niet meer dan 50 % fluorboorzuur
8
C1
II
Water
1778
Silicofluorwaterstofzuur
 
8
C1
II
Water
1779
Mierezuur met meer dan 85 massa- % zuur
 
8
CF1
II
Azijnzuur
1783
Hexamethyleendiamine, oplossing
oplossing in water
8
C7
II/III
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
1787
Joodwaterstofzuur
oplossing in water
8
C1
II/III
Water
1788
Broomwaterstofzuur
oplossing in water
8
C1
II/III
Water
1789
Chloorwaterstofzuur (zoutzuur)
oplossing in water van niet meer dan 38 %
8
C1
II/III
Water
1790
Waterstoffluoride
met niet meer dan 60 % waterstoffluoride
8
CT1
II
Water toegelaten gebruiksduur: niet meer dan 2 jaar
1791
Hypochloriet, oplossing
oplossing in water die oppervlakte-actieve agens bevat zoals gebruikelijk in de handel
8
C9
II/III
Salpeterzuur en oppervlakte-actieve oplossing (*)
1791
Hypochloriet, oplossing
oplossing in water
8
C9
II/I
Salpeterzuur (*)
1793
Isopropylfosfaat
 
8
C3
III
Oppervlakte-actieve oplossing
1802
Perchloorzuur
oplossing in water, met niet meer dan 50 massa- % zuur
8
CO1
II
Water
1803
Fenolsulfonzuur, vloeibaar
mengsel van isomeren
8
C3
II
Water
1805
Fosforzuur, vloeibaar
 
8
C1
III
Water
1814
Kaliumhydroxide, oplossing
oplossing in water
8
C5
II/III
Water
1824
Natriumhydroxide, oplossing
oplossing in water
8
C5
II/III
Water
1830
Zwavelzuur
met meer dan 51 % zuiver zuur
8
C1
II
Water
1832
Zwavelzuur, afgewerkt
chemisch stabiel
8
C1
II
Water
1833
Zwaveligzuur
 
8
C1
II
Water
1835
Tetramethylammonium-hydroxide, oplossing
oplossing in water, vlampunt hoger dan 61 °C
8
C7
II
Water
1840
Zinkchloride, oplossing
oplossing in water
8
C1
III
Water
1848
Propionzuur met ten minste 10 massa- %, maar minder dan 90 massa- % zuur
 
8
C3
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1862
Ethylcrotonaat
 
3
F1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1863
Brandstof voor straalvliegtuigen
 
3
F1
I/II/III
Mengsel van koolwaterstoffen
1866
Hars, oplossing
brandbaar
3
F1
I/II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
1902
Diisooctylfosfaat
 
8
C3
III
Oppervlakte-actieve oplossing
1906
Afvalzwavelzuur
 
8
C1
II
Salpeterzuur
1908
Chloriet, oplossing
oplossing in water
8
C9
II/III
Azijnzuur
1914
Butylpropionaten
 
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1915
Cyclohexanon
 
3
F1
III
Mengsel van koolwaterstoffen
1917
Ethylacrylaat, gestabiliseerd
 
3
F1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1919
Methylacrylaat, gestabiliseerd
 
3
F1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1920
Nonanen
zuivere isomeren en mengsels van isomeren, vlampunt begrepen tussen 23 °C en 61 °C
3
F1
III
Mengsel van koolwaterstoffen
1935
Cyanide, oplossing, n.e.g.
anorganisch
6.1
T4
I/II/III
Water
1940
Thioglycolzuur
 
8
C3
II
Azijnzuur
1986
Alcoholen, brandbaar, giftig, n.e.g.
 
3
FT1
I/II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
1987
Cyclohexanol
technisch zuiver
3
F1
III
Azijnzuur
1987
Alcoholen, n.e.g.
 
3
F1
II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
1988
Aldehyden, brandbaar, giftig, n.e.g.
 
3
FT1
I/II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
1989
Aldehyden, n.e.g.
 
3
F1
I/II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
1992
2,6-cis-Dimethylmorfoline
 
3
FT1
III
Mengsel van koolwaterstoffen
1992
Brandbare vloeistof, giftig, n.e.g.
 
3
FT1
I/II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
1993
Vinylester van propionzuur
 
3
F1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1993
(1 -Methoxy-2-propyl)acetaat
 
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
1993
Brandbare vloeistof, n.e.g.
 
3
F1
I/II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
2014
Waterstofperoxide, oplossing in water
met ten minste 20 % en niet meer dan 60 % waterstofperoxide, zo nodig gestabiliseerd
5.1
OC1
II
Salpeterzuur
2022
Cresylzuur
vloeibaar mengsel dat cresolen, xylenolen en methylfenolen bevat
6.1
TC1
II
Azijnzuur
2030
Hydrazine, oplossing in water
met ten minste 37 massa- % en niet meer dan 64 massa- % hydrazine
8
CT1
II
Water
2030
Hydrazinehydraat
oplossing in water met 64 % hydrazine
8
CT1
II
Water
2031
Salpeterzuur
met uitzondering van roodrokend salpeterzuur met niet meer dan 55 % zuur
8
COI
II
Salpeterzuur
2045
Isobutyraldehyde
 
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
2050
Diisobutyleen, isomere verbindingen
 
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
2053
Methylisobutylcarbinol
 
3
F1
III
Azijnzuur
2054
Morfoline
 
8
CF1
I
Mengsel van koolwaterstoffen
2057
Tri propyleen
 
3
F1
II/III
Mengsel van koolwaterstoffen
2058
Valeraldehyde
zuivere isomeren en isomere mengsels
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
2059
Nitrocellulose, oplossing, brandbaar
 
3
D
I/II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken: in afwijking van de gebruikelijke procedure mag deze regel toegepast worden op de oplosmiddelen van classificatiecode F1
2075
Chloraal, watervrij, gestabiliseerd
 
6.1
T1
II
Oppervlakte-actieve oplossing
2076
Cresolen, vloeibaar
zuivere isomeren en isomere mengsels
6.1
TC1
II
Azijnzuur
2078
2,4-Tolueendiisocyanaat
vloeibaar
6.1
T1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2079
Diethyleentriamine
 
8
C7
II
Mengsel van koolwaterstoffen
2209
Formaldehyde, oplossing
oplossing in water, met 37 % formaldehyde; methanolgehalte: 8 tot 10 %
8
C9
III
Azijnzuur
2209
Formaldehyde, oplossing
oplossing in water, met ten minste 25 % formaldehyde
8
C9
III
Water
2218
Acrylzuur, gestabiliseerd
 
8
CF1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2227
n-Butylmethacrylaat, gestabiliseerd
 
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2235
Chloorbenzylchloriden,
vloeibaar
para-Chloorbenzylchloride
6.1
T2
III
Mengsel van koolwaterstoffen
2241
Cycloheptaan
 
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
2242
Cyclohepteen
 
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
2243
Cyclohexylacetaat
 
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2244
Cyclopentanol
 
3
F1
III
Azijnzuur
2245
Cyclopentanon
 
3
F1
III
Mengsel van koolwaterstoffen
2247
n-Decaan
 
3
F1
III
Mengsel van koolwaterstoffen
2248
Di-n-butylamine
 
8
CF1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
2258
1,2-Propyleendiamine
 
8
CF1
II
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
2259
Triethyleentetramine
 
8
C7
II
Water
2260
Tripropylamine
 
3
FC
III
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
2263
Dimethylcyclohexanen
zuivere isomeren en isomere mengsels
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
2264
N,N-Dimethylcyclohexylamine
 
8
CF1
II
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
2265
N,N-Dimethylformamide
 
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2266
N,N-Dimethylpropylamine
 
3
FC
II
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
2269
3,3”-lminobispropylamine
 
8
C7
III
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
2270
Ethylamine, oplossing in water
met ten minste 50 massa- % en niet meer dan 70 massa- % ethylamine, vlampunt lager dan 23 °C, bijtend of in mindere mate bijtend
3
FC
II
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
2275
2-Ethylbutanol
 
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2276
2-Ethylhexylamine
 
3
FC
III
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
2277
Ethylmethacrylaat, gestabiliseerd
 
3
F1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2278
n-Hepteen
 
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
2282
Hexanolen
zuivere isomeren en mengsels van isomeren
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2283
Isobutylmethacrylaat, gestabiliseerd
 
3
F1
III
n-Butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2286
Pentamethylheptaan
 
3
F1
III
Mengsel van koolwaterstoffen
2287
Isoheptenen
 
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
2288
Isohexenen
 
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
2289
Isoforondiamine
 
8
C7
III
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
2293
4-Methoxy-4-methylpentaan-2-on
 
3
F1
III
Mengsel van koolwaterstoffen
2296
Methylcyclohexaan
 
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
2297
Methylcyclohexanon
zuivere isomeren en mengsels van isomeren
3
F1
III
Mengsel van koolwaterstoffen
2298
Methylcyclopentaan
 
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
2302
5-Methylhexaan-2-on
 
3
F1
III
Mengsel van koolwaterstoffen
2308
Nitrosylzwavelzuur, vloeibaar
 
8
C1
II
Water
2309
Octadienen
 
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
2313
Picolinen
zuivere isomeren en mengsels van isomeren
3
F1
III
Mengsel van koolwaterstoffen
2317
Natriumkoper(l)cyanide, oplossing
oplossing in water
6.1
T4
I
Water
2320
Tetraethyleenpentamine
 
8
C7
III
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
2324
Triisobutyleen
mengsel van C12-monoolefinen, vlampunt begrepen tussen 23 °C en 61 °C
3
F1
III
Mengsel van koolwaterstoffen
2326
Trimethylcyclohexylamine
 
8
C7
III
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
2327
Trimethylhexamethyleen-diaminen
zuivere isomeren en mengsels van isomeren
8
C7
III
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
2330
Undecaan
 
3
F1
III
Mengsel van koolwaterstoffen
2336
Allylformiaat
 
3
FT1
I
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2348
Butylacrylaten, gestabiliseerd
zuivere isomeren en mengsels van isomeren
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2357
Cyclohexylamine
vlampunt begrepen tussen 23 °C en 61 °C
8
CF1
II
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
2361
Diisobutylamine
 
3
FC
III
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
2366
Diethylcarbonaat
 
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2367
alfa-Methylvaleraldehyde
 
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
2370
Hexeen-1
 
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
2372
1,2-Bis-(dimethylamino)-ethaan
 
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
2379
1,3-Dimethylbutylamine
 
3
FC
II
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
2383
Dipropylamine
 
3
FC
II
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
2385
Ethylisobutyraat
 
3
F1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2393
Isobutylformiaat
 
3
F1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2394
Isobutylpropionaat
vlampunt begrepen tussen 23 °C en 61 °C
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2396
Methacrylaldehyde, gestabiliseerd
 
3
FT1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
2400
Methylisovaleraat
 
3
F1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2401
Piperidine
 
8
CF1
I
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
2403
Isopropenylacetaat
 
3
F1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2405
Isopropylbutyraat
 
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2406
Isopropylisobutyraat
 
3
F1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2409
Isopropylpropionaat
 
3
F1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2410
1,2,3,6-Tetrahydropyridine
 
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
2427
Kaliumchloraat, oplossing in water
 
5.1
01
II/III
Water
2428
Natriumchloraat, oplossing in water
 
5.1
01
II/III
Water
2429
Calciumchloraat, oplossing in water
 
5.1
01
II/III
Water
2436
Thioazijnzuur
 
3
F1
II
Azijnzuur
2457
2,3-Dimethylbutaan
 
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
2491
Ethanolamine
 
8
C7
III
Oppervlakte-actieve oplossing
2491
Ethanolamine, oplossing
oplossing in water
8
C7
III
Oppervlakte-actieve oplossing
2496
Propionzuuranhydride
 
8
C3
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2524
Ethylorthoformiaat
 
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2526
Furfurylamine
 
3
FC
III
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
2527
Isobutylacrylaat, gestabiliseerd
 
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2528
Isobutylisobutyraat
 
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2529
Isoboterzuur
 
3
FC
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2531
Methacrylzuur, gestabiliseerd
 
8
C3
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2542
Tributylamine
 
6.1
T1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
2560
2-Methylpentanol-2
 
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2564
Trichloorazijnzuur, oplossing
oplossing in water
8
C3
II/III
Azijnzuur
2565
Dicyclohexylamine
 
8
C7
III
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
2571
Ethylzwavelzuur
 
8
C3
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2571
Alkylzwavelzuren
 
8
C3
II
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
2580
Aluminiumbromide, oplossing
oplossing in water
8
C1
III
Water
2581
Aluminiumchloride, oplossing
oplossing in water
8
C1
III
Water
2582
Ijzer(lll)chloride, oplossing
oplossing in water
8
C1
III
Water
2584
Methaansulfonzuur
met meer dan 5 % vrij zwavelzuur, vloeibaar
8
C1
II
Water
2584
Alkylsulfonzuren, vloeibaar
met meer dan 5 % vrij zwavelzuur
8
C1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2584
Benzeensulfonzuur
met meer dan 5 % vrij zwavelzuur
8
C1
II
Water
2584
Tolueensulfonzuren
met meer dan 5 % vrij zwavelzuur
8
C1
II
Water
2584
Arylsulfonzuren, vloeibaar
met meer dan 5 % vrij zwavelzuur
8
C1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2586
Methaansulfonzuur
met niet meer dan 5 % vrij zwavelzuur, vloeibaar
8
C3
III
Water
2586
Alkylsulfonzuren, vloeibaar
met niet meer dan 5 % vrij zwavelzuur
8
C3
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2586
Benzeensulfonzuur
met niet meer dan 5 % vrij zwavelzuur
8
C3
III
Water
2586
Tolueensulfonzuren
met niet meer dan 5 % vrij zwavelzuur
8
C3
III
Water
2586
Arylsulfonzuren, vloeibaar
met niet meer dan 5 % vrij zwavelzuur
8
C3
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2610
Triallylamine
 
3
FC
III
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
2614
Methylallylalcohol
 
3
F1
III
Azijnzuur
2617
Methylcyclohexanolen
zuivere isomeren en mengsels van isomeren, vlampunt begrepen tussen 23 °C en 61 °C
3
F1
III
Azijnzuur
2619
Benzyldimethylamine
 
8
CF1
II
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
2620
Amylbutyraten
zuivere isomeren en mengsels van isomeren, vlampunt begrepen tussen 23 °C en 61 °C
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2622
Glycidaldehyde
vlampunt lager dan 23 °C
3
FT1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
2626
Cloorzuur, oplossing in water
met niet meer dan 10 % chloorzuur
5.1
01
II
Salpeterzuur
2656
Chinoline
vlampunt hoger dan 61 °C
6.1
T1
III
Water
2672
Ammoniak, oplossing
in water, met een densiteit bij 15 °C tussen 0,880 en 0,957 en met meer dan 10 % maar niet meer dan 35 % ammoniak
8
C5
III
Water
2683
Ammoniumsulfide, oplossing
oplossing in water, vlampunt begrepen tussen 23 °C en 61 °C
8
CFT
II
Azijnzuur
2684
3-(Diethylamino)-propylamine
 
3
FC
III
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
2685
N,N-Diethylethyleendiamine
 
8
CF1
II
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
2693
Waterstofsulfieten, oplossing in water, n.e.g.
anorganisch
8
C1
III
Water
2707
Dimethyldioxanen
zuivere isomeren en mengsels van isomeren
3
F1
II/III
Mengsel van koolwaterstoffen
2733
Aminen, brandbaar, bijtend , n.e.g. of Polyaminen, brandbaar, bijtend, n.e.g.
 
3
FC
I/II/III
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
2734
Di-sec-butylamine
 
8
CF1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
2734
Aminen, vloeibaar, bijtend, brandbaar, n.e.g. of Polyaminen, vloeibaar, bijtend, brandbaar, n.e.g.
 
8
CF1
I/II
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
2735
Aminen, vloeibaar, bijtend, n.e.g. of Polyaminen, vloeibaar, bijtend, n.e.g.
 
8
C7
I/II/III
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
2739
Boterzuuranhydride
 
8
C3
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2789
Ijsazijn of Azijnzuur, oplossing
oplossing in water, met meer dan 80 massa- % zuur
8
CF1
II
Azijnzuur
2790
Azijnzuur, oplossing
oplossing in water, met meer dan 10 massa- % maar niet meer dan 80 massa- % zuur
8
C3
II/III
Azijnzuur
2796
Zwavelzuur
met niet meer dan 51 % zuiver zuur
8
C1
II
Water
2797
Accumulatorvloeistof, alkalisch (Elektrolyt voor batterijen alkalisch)
Kalium/Natriumhydroxide, oplossing in water
8
C5
II
Water
2810
2-Chloor-6-fluorbenzyl-chloride
gestabiliseerd
6.1
T1
III
Mengsel van koolwaterstoffen
2810
2-Fenylethanol
 
6.1
T1
III
Azijnzuur
2810
Ethyleenglycolmonohexyl-ether
 
6.1
T1
III
Azijnzuur
2810
Giftige organische vloeistof, n.e.g.
 
6.1
T1
I/II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
2815
N-Aminoethylpiperazine
 
8
CT1
III
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
2818
Ammoniumpolysulfide, oplossing
oplossing in water
8
CT1
II/III
Azijnzuur
2819
Amylfosfaat
 
8
C3
III
Oppervlakte-actieve oplossing
2820
Boterzuur
n-Boterzuur
8
C3
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2821
Fenol, oplossing
oplossing in water, giftig, niet-alkalisch
6.1
T1
II/III
Azijnzuur
2829
Capronzuur
n-Capronzuur
8
C3
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2837
Waterstofsulfaten, oplossing in water
 
8
C1
II/III
Water
2838
Vinylbutyraat, gestabiliseerd
 
3
F1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2841
Di-n-amylamine
 
3
FT1
III
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
2850
Tetrapropyleen (Propyleentetrameer)
mengsel van C12-monoolefinen, vlampunt begrepen tussen 23 °C en 61 °C
3
F1
III
Mengsel van koolwaterstoffen
2873
Dibutylaminoethanol
N,N-Di-n-butylamino-ethanol
6.1
T1
III
Azijnzuur
2874
Furfurylalcohol
 
6.1
T1
III
Azijnzuur
2920
O.O-Diethyl-dithiofosforzuur
vlampunt begrepen tussen 23 °C en 61 °C
8
CF1
II
Oppervlakte-actieve oplossing
2920
0,0-Dimethyl-dithiofosforzuur
vlampunt begrepen tussen 23 °C en 61 °C
8
CF1
II
Oppervlakte-actieve oplossing
2920
Waterstofbromide
oplossing in ijsazijn van
33 %
8
CF1
II
Oppervlakte-actieve oplossing
2920
Tetramethylammonium-hydroxide
oplossing in water, vlampunt begrepen tussen 23 °C en 61 °C
8
CF1
II
Water
2920
Bijtende vloeistof, brandbaar, n.e.g.
 
8
CF1
I/II
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
2922
Ammoniumsulfide
oplossing in water, vlampunt hoger dan 61 °C
8
CT1
II
Water
2922
Cresolen
alkalische oplossing in water, mengsel van natrium- en kaliumcresolaat
8
CT1
II
Azijnzuur
2922
Fenol
alkalische oplossing in water, mengsel van natrium- en kaliumfenolaat
8
CT1
II
Azijnzuur
2922
Natriumwaterstoffluoride
oplossing in water
8
CT1
III
Water
2922
Bijtende vloeistof, giftig, n.e.g.
 
8
CT1
I/II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
2924
Brandbare vloeistof, bijtend, n.e.g.
in mindere mate bijtend
3
FC
I/II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
2927
Giftige organische vloeistof, bijtend, n.e.g.
 
6.1
TC1
I/II
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
2933
Methyl 2-chloorpropionaat
 
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2934
Isopropyl 2-chloorpropionaat
 
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2935
Ethyl 2-chloorpropionaat
 
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2936
Thiomelkzuur
 
6.1
T1
II
Azijnzuur
2941
Fluoroaniiinen
zuivere isomeren en mengsels van isomeren
6.1
T1
III
Azijnzuur
2943
Tetrahydrofurfurylamine
 
3
F1
III
Mengsel van koolwaterstoffen
2945
N-Methylbutylamine
 
3
FC
II
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
2946
2-Amino-5-diethylamino-pentaan
 
6.1
T1
III
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
2947
Isopropylchlooracetaat
 
3
F1
III
n-Butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
2984
Waterstofperoxide, oplossing in water
met ten minste 8 % en minder dan 20 % waterstofperoxide, zo nodig gestabiliseerd
5.1
01
III
Salpeterzuur
3056
n-Heptaldehyde
 
3
F1
III
Mengsel van koolwaterstoffen
3065
Alcoholische dranken
met meer dan 24 volume- % alcohol
3
F1
II/III
Azijnzuur
3066
Verf of Verfverwante producten
met inbegrip van verf, lakverf, email, beits, schellakoplossing, vernis, polijstmiddel, vloeibaar plamuur en vloeibare lakbasis of met inbegrip van verdunners en oplosmiddelen voor verven
8
C9
II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
3079
Methacrylnitril, gestabiliseerd
 
6.1
TF1
I
n-Butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
3082
sec-Alcohol(C6-C-i7 )-poly-(3-6)ethoxylaat
 
9
M6
III
n-Butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat en mengsel van koolwaterstoffen
3082
Alcohol(C12-C15)-poly-(1-3) ethoxylaat
 
9
M6
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat en mengsel van koolwaterstoffen
3082
Alcohol(Ci3-Ci5)-poly-(1-6) ethoxylaat
 
9
M6
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat en mengsel van koolwaterstoffen
3082
JP-5 brandstof voor straalvliegtuigen
vlampunt hoger dan 61 °C
9
M6
III
Mengsel van koolwaterstoffen
3082
JP-7 brandstof voor straalvliegtuigen
vlampunt hoger dan 61 °C
9
M6
III
Mengsel van koolwaterstoffen
3082
Steenkoolteer
vlampunt hoger dan 61 °C
9
M6
III
Mengsel van koolwaterstoffen
3082
Steenkoolteerbenzine
vlampunt hoger dan 61 °C
9
M6
III
Mengsel van koolwaterstoffen
3082
Creosoot, vervaardigd uit steenkoolteer
vlampunt hoger dan 61 °C
9
M6
III
Mengsel van koolwaterstoffen
3082
Creosoot, vervaardigd uit houtteer
vlampunt hoger dan 61 °C
9
M6
III
Mengsel van koolwaterstoffen
3082
Cresyldifenylfosfaat
 
9
M6
III
Oppervlakte-actieve oplossing
3082
Decylacrylaat
 
9
M6
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat en mengsel van koolwaterstoffen
3082
Diisobutylftalaat
 
9
M6
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat en mengsel van koolwaterstoffen
3082
Di-n-butylftalaat
 
9
M6
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat en mengsel van koolwaterstoffen
3082
Koolwaterstoffen
vloeibaar, vlampunt hoge dan 61 °C, milieugevaarlijk
9
M6
III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
3082
Isodecyldifenylfosfaat
 
9
M6
III
Oppervlakte-actieve oplossing
3082
Methylnaftalenen
mengsel van isomeren, vloeibaar
9
M6
III
Mengsel van koolwaterstoffen
3082
Triarylfosfaten
n.e.g.
9
M6
III
Oppervlakte-actieve oplossing
3082
Tricresylfosfaat
met niet meer dan 3 % ortho-isomeer
9
M6
III
Oppervlakte-actieve oplossing
3082
Trixylenylfosfaat
 
9
M6
III
Oppervlakte-actieve oplossing
3082
Zinkalkyldithiofosfaat
C3-C14
9
M6
III
Oppervlakte-actieve oplossing
3082
Zinkaryldithiofosfaat
C7-C16
9
M6
III
Oppervlakte-actieve oplossing
3082
Milieugevaarlijke vloeistof, n.e.g.
 
9
M6
III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
3099
Oxiderende vloeistof, giftig, n.e.g.
 
5.1
OT1
I/II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
3101
3103
3105
3107
3109
3111
3113
3115
3117
3119
Organisch peroxide van type B, C, D, E of F, vloeibaar of Organisch peroxide van type B, C, D, E or F, vloeibaar, met temperatuurbeheersing
 
5.2
P1
 
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat en mengsel van koolwaterstoffen en salpeterzuur (**)
3145
Butylfenolen
vloeibaar, n.e.g.
8
C3
I/II/III
Azijnzuur
3145
Alkylfenolen, vloeibaar, n.e.g.
met inbegrip van de C2 tot C12 homologen
8
C3
I/II/III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
3149
Waterstofperoxide en peroxyazijnzuur, mengsel, gestabiliseerd
met azijnzuur (UN 2790), zwavelzuur (UN 2796) en/of fosforzuur (UN 1805), wateren niet meer dan 5 % peroxyazijnzuur
5.1
OC1
II
Oppervlakte-actieve oplossing en salpeterzuur
3210
Anorganische chloraten, oplossing in water, n.e.g.
 
5.1
01
II/III
Water
3211
Anorganische perchloraten, oplossing in water, n.e.g.
 
5.1
01
II/III
Water
3213
Anorganische bromaten, oplossing in water, n.e.g.
 
5.1
01
II/III
Water
3214
Anorganische permanganaten, oplossing in water, n.e.g.
 
5.1
01
II
Water
3216
Anorganische persulfaten oplossing in water, n.e.g.
 
5.1
01
III
Oppervlakte-actieve oplossing
3218
Anorganische nitraten, oplossing in water, n.e.g.
 
5.1
01
II/III
Water
3219
Anorganische nitrieten, oplossing in water, n.e.g.
 
5.1
01
II/III
Water
3264
Koperchloride
oplossing in water, in mindere mate bijtend
8
C1
III
Water
3264
Hydroxylaminesulfaat
oplossing in water van 25 %
8
C1
III
Water
3264
Fosforzuur
oplossing in water
8
C1
III
Water
3264
Bijtende zure anorganische vloeistof, n.e.g.
vlampunt hoger dan 61 °C
8
C1
I/II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken; is niet van toepassing op mengsels waarvan de componenten bij de UN-nummers 1830, 1832, 1906 en 2308 voorkomen
3265
Methoxyazijnzuur
 
8
C3
I
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
3265
Allylbarnsteenzuuranhydride
 
8
C3
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat oppervlakte-actieve oplossing
3265
Dithioglycolzuur
 
8
C3
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
3265
Butylfosfaat
mengsel van mono- en dibutylfosfaat
8
C3
III
Oppervlakte-actieve oplossing
3265
Caprylzuur
 
8
C3
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
3265
Isovalerylzuur
 
8
C3
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
3265
Pelargonzuur
 
8
C3
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
3265
Wijnsteenzuur
 
8
C3
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
3265
Valerylzuur
 
8
C3
III
Azijnzuur
3265
Bijtende zure organische vloeistof, n.e.g.
vlampunt hoger dan 61 °C
8
C3
I/II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
3266
Natriumhydrogeniumsulfide
oplossing in water
8
C5
II
Azijnzuur
3266
Natriumsulfide
oplossing in water, in mindere mate bijtend
8
C5
III
Azijnzuur
3266
Bijtende basische anorganische vloeistof, n.e.g.
vlampunt hoger dan 61 °C
8
C5
I/II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
3267
2,2”-(Butylimino)-bisethanol
 
8
C7
II
Mengsel van koolwaterstoffen en oppervlakte-actieve oplossing
3267
Bijtende basische organische vloeistof, n.e.g.
vlampunt hoger dan 61 °C
8
C7
I/II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
3271
Ethyleenglycol-monobutylether
vlampunt 61 °C
3
F1
III
Azijnzuur
3271
Ethers, n.e.g.
 
3
F1
II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
3272
Tert-butylester van acryl-zuur
 
3
F1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
3272
Isobutylpropionaat
vlampunt lager dan 23 °C
3
F1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
3272
Methylvaleraat
 
3
F1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
3272
Trimethyl-ortho-formiaat
 
3
F1
II
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
3272
Ethylvaleraat
 
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
3272
Isobutylisovaleraat
 
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
3272
n-Amylpropionaat
 
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
3272
n-Butylbutyraat
 
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
3272
Methyllactaat
 
3
F1
III
n-butylacetaat/ verzadigde oppervlakte-actieve oplossing van n-butylacetaat
3272
Esters, n.e.g.
 
3
F1
II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
3287
Natriumnitriet
oplossing in water van 40 %
6.1
T4
III
Water
3287
Giftige anorganische vloeistof, n.e.g.
 
6.1
T4
I/II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
3291
Ziekenhuisafval, ongespecifieerd, n.e.g.
vloeibaar
6.2
13
 
Water
3293
Hydrazine, oplossing in water
met niet meer dan 37 massa- % hydrazine
6.1
T4
III
Water
3295
Heptenen
n.e.g.
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
3295
Nonanen
vlampunt lager dan 23 °C
3
F1
II
Mengsel van koolwaterstoffen
3295
Decanen
n.e.g.
3
F1
III
Mengsel van koolwaterstoffen
3295
1,2,3-Trimethyl benzeen
 
3
F1
III
Mengsel van koolwaterstoffen
3295
Koolwaterstoffen, vloeibaar, n.e.g.
 
3
F1
I/II/III
Regel die geldt voor collectieve rubrieken
3405
Bariumchloraat, oplossing
oplossing in water
5.1
OT1
II/III
Water
3406
Bariumperchloraat, oplossing
oplossing in water
5.1
OT1
II/III
Water
3408
Loodperchloraat, oplossing
oplossing in water
5.1
OT1
II/III
Water
3413
Kaliumcyanide, oplossing
oplossing in water
6.1
T4
I/II/III
Water
3414
Natriumcyanide, oplossing
oplossing in water
6.1
T4
I/II/III
Water
3415
Natriumfluoride, oplossing
oplossing in water
6.1
T4
III
Water
3422
Kaliumfluoride, oplossing
oplossing in water
6.1
T4
III
Water
(*)
Voor UN 1791: De test mag enkel uitgevoerd worden met een ontluchtingsinstallatie. Indien de test uitgevoerd wordt met salpeterzuur als standaardvloeistof, moet een ontluchtingsinstallatie en een dichting gebruikt worden die weerstaan aan het zuur. Indien de test uitgevoerd wordt met oplossingen van hypochloriet is het gebruik van ontluchtingsinstallaties en dichtingen van hetzelfde ontwerptype, die weerstaan aan het hypochloriet (bijvoorbeeld uit siliconenrubber) maar niet aan salpeterzuur, ook toegestaan.
(**)
Voor de UN-nummers 3101, 3103, 3105, 3107, 3109, 3111, 3113, 3115, 3117, 3119 (tert-butylhydroperoxide met meer dan 40 % peroxide en de peroxyzuren zijn uitgesloten): alle organische peroxides die technisch zuiver zijn, of die opgelost zijn in oplosmiddelen die – voor wat hun compatibiliteit betreft – in de onderstaande lijst door de standaardvloeistof “mengstel van koolwaterstoffen” afgedekt zijn. De compatibiliteit van de ontluchtingsinrichtingen en van de dichtingen met de organische peroxides mag aan de hand van laboratoriumproeven met salpeterzuur geverifieerd worden, los van de beproevingen op het constructietype.

4.1.1.21.7

In afwijking van 4.1.1.21.1 mogen vloeibare afvalstoffen die zijn ingedeeld overeenkomstig 2.1.3.5.5 in polyethyleenverpakkingen worden geplaatst, op voorwaarde dat deze verpakkingen de beproevingen met alle referentievloeistoffen, beschreven in 6.1.6.1, hebben doorstaan. De verpakkingen moeten voldoen aan het beproevingsniveau van de verpakkingsgroep zoals toegewezen overeenkomstig 2.1.3.5.5.
In afwijking van 4.1.1.15 moet, op basis van de kennis over de samenstelling van het vloeibare afval, in geval van aanwezigheid van stoffen die de polyethyleenverpakking kunnen verzwakken (bijvoorbeeld bepaalde chloorverbindingen), de toegestane gebruiksduur van deze verpakking tweeënhalf jaar bedragen, te rekenen vanaf de datum van fabricage.