Meer info
 

30/09/57 ADR 2013 - Bijlage A
Europees Verdrag van 30 september 1957 betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR)

1.2.1 Definities
OPMERKING: In deze afdeling zijn alle algemene en specidieke definities opgenomen.
In het ADR verstaat men onder:

A
“aërosol”, zie “spuitbus”;
“afneembare tank”, een tank met een capaciteit van meer dan 450 liter, die geen vaste tank, mobiele tank, tankcontainer of element van een batterijvoertuig of van een MEGC is, die niet ontworpen is voor het vervoer van goederen zonder dat deze worden overgeladen en die gewoonlijk niet behandeld kan worden tenzij ze leeg is;
“afvalstoffen” ,stoffen, oplossingen, mengsels of voorwerpen die niet als dusdanig kunnen gebruikt worden, maar die worden vervoerd om opgewerkt, gestort of door middel van verbranding of een andere verwerkingsmethode vernietigd te worden;
“afzender”, de onderneming die voor zichzelf of voor een derde gevaarlijke goederen verzendt. Indien het vervoer plaatsvindt op grond van een vervoerscontract, dan geldt als afzender de afzender volgens dit contract;

B
“batterijvoertuig”, een voertuig dat elementen omvat die onderling door een verzamelleiding zijn verbonden en die blijvend op het voertuig gemonteerd zijn. Volgende elementen komen in aanmerking als elementen van een batterijvoertuig: flessen, cylinders, drukvaten en flessenbatterijen, alsook tanks met een capaciteit van meer dan 450 liter voor gassen zoals gedefinieerd in 2.2.2.1.1;
“bedrijfsdruk”:
a)
voor een samengeperst gas: de gestabiliseerde druk bij de referentietemperatuur van 15°C in een vol drukrecipiënt;
b)
voor UN-nr. 1001, acetyleen opgelost: de gestabiliseerde druk berekend bij een uniforme referentietemperatuur van 15°C in een acetyleenfles die de gespecificeerde hoeveelheid oplosmiddel en de maximale hoeveelheid acetyleen bevat;
c)
voor UN nr. 3374 acetyleen, oplosmiddelvrij: de bedrijfsdruk die berekend werd voor de gelijkwaardige fles met UN-nr. 1001 acetyleen, opgelost.
OPMERKING: Zie “maximale bedrijfsdruk” voor de tanks.
“bedrijfsuitrusting”
a)
van een tank, de laad- en losinrichtingen, de be- en ontluchtingsinrichtingen, de veiligheids- en de verwarmingsinrichtingen, de thermische isolatie, de inrichtingen voor additieven en de meetinstrumenten;
b)
van de elementen van een batterijvoertuig of MEGC, de laad- en losinrichtingen, met inbegrip van de verzamelleiding, de veiligheidsinrichtingen en de meetinstrumenten;
c)
van een IBC, de laad- en losinrichtingen en in voorkomend geval de ontspannings- of ventilatieinrichtigen, de veiligheids- en verwarmingsinrichtingen, de thermische isolatie en de meetinstrumenten.
d)
van een drukrecipiënt: de sluitingen, de verzamelleidingen, de leidingen, de poreuze materialen, absorberend of adsorberend, alsook alle structuuruitrustingen, die bijvoorbeeld bestemd zijn voor de behandeling
OPMERKING: Zie hoofdstuk 6.7 voor mobiele tanks.
“belader”, de onderneming die:
a)
de verpakte gevaarlijke goederen, kleine containers of mobiele tanks in of op een voertuig of een grote container laadt; of
b)
een container, container voor losgestort vervoer, MEGC, tankcontainer of mobiele tank op een voertuig laadt;
“bemanningslid”, een bestuurder of iedere andere persoon die de bestuurder begeleidt voor veiligheids-, beveiligings-, opleidings- of exploitatieredenen;
“beproevingsdruk”, de druk die moet uitgeoefend worden tijdens een drukproef voor de eerste keuring of voor een periodieke keuring;
OPMERKING: Zie hoofdstuk 6.7 voor de mobiele tanks.
“berekeningsdruk”, een fictieve druk die ten minste gelijk aan de beproevingsdruk en in min- of meerdere mate de bedrijfsdruk kan overschrijden in functie van de grootte van het gevaar dat de vervoerde stof vertegenwoordigt; hij wordt uitsluitend gebruikt om de wanddikte van de houder te berekenen; bij deze berekening wordt geen rekening gehouden met inwendige of uitwendige versterkingsinrichtingen;
OPMERKING: Zie hoofdstuk 6.7 voor mobiele tanks.
“bergingsdrukrecipiënt”, een drukrecipiënt met een waterinhoud van maximaal 1000 liter waarin één of meerdere drukrecipiënten die beschadigd zijn, tekortkomingen vertonen, lekken of niet-conform zijn worden geplaatst met het oog op een transport voor bvb. recuperatie- of eliminatiedoeleinden;
“bergingsverpakking”, een speciale verpakking waarin colli met gevaarlijke goederen die beschadigd zijn, tekortkomingen vertonen, lekken of niet-conform zijn, of vrijgekomen of weggelekte gevaarlijke goederen worden geplaatst met het oog op een transport voor recuperatie- of eliminatiedoeleinden;
“beschermde IBC” (voor IBC's uit metaal), een IBC die voorzien is van een extra bescherming tegen stoten. Deze bescherming kan bijvoorbeeld bestaan uit een meerlagige wand (“sandwich”-constructie), uit een dubbele wand of uit een omhullend raamwerk met metalen tralies of mazen;
“beschermende bekleding” (voor de tanks), een bekleding of coating die het metallisch materiaal van de tank beschermt tegen de te vervoeren stoffen;
OPMERKING: Deze definitie is niet van toepassing op een bekleding of een coating die enkel gebruikt wordt om de te vervoeren stof te beschermen.
“bestemmeling”, de bestemmeling volgens de het vervoerscontract. Indien de bestemmeling een derde aanwijst overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het vervoerscontract, dan geldt deze derde als bestemmeling in de zin van het ADR. Indien het transport plaatsvindt zonder vervoerscontract, dan dient het bedrijf dat de gevaarlijke goederen bij aankomst in ontvangst neemt als de bestemmeling beschouwd te worden;
“bevoegde overheid”, de overheid/overheden of andere instantie(s), die in de verschillende staten en voor elk geval op zich overeenkomstig nationaal recht als zodanig is/zijn aangewezen;
“binnenrecipiënt”, een recipiënt dat moet voorzien zijn van een buitenverpakking om zijn functie van omsluiten/vasthouden te vervullen;
“binnenreservoir”: in geval van een gesloten cryogeen recipiënt, het drukvat bestemd om het gekoelde vloeibaar gemaakte gas te bevatten.
“binnenverpakking”, een verpakking die voor het vervoer door een buitenverpakking moet omgeven zijn;
“borghouder”, voor het vervoer van radioactieve stoffen, de assemblage van de onderdelen van de verpakking die, volgens de specificaties van de ontwerper, het vasthouden van de radioactieve stoffen tijdens het transport moet waarborgen.
“brandbare bestanddelen” (voor spuitbussen), brandbare vloeistoffen, brandbare vaste stoffen of brandbare gassen of gasmengsels, zoals gedefinieerd in deel III, onderafdeling 32.1.3, opmerking 1 tot en met 3 van het handboek van testen en criteria. De pyrofore stoffen, de voor zelfverhitting vatbare stoffen en de stoffen die in contact met water reageren zijn niet in deze omschrijving inbegrepen. De chemische verbrandingswarmte dient via een van de volgende methodes bepaald te worden: ASTM D 240, ISO/FDIS 13943:1999 (E/F) 86.1 tot 86.3 of NFPA 30B;
“brandstofcel”, een elektrochemische inrichting die de chemische energie van een brandstof omzet in elektrische energie, warmte en reactieproducten;
“brandstofcelmotor”, een inrichting die gebruikt wordt om een uitrusting aan te drijven, bestaande uit een brandstofcel en zijn brandstofreserve, geïntegreerd met of afzonderlijk van de brandstofcel, en die alle accessoires omvat die nodig zijn om haar functie te vervullen;
“buitenverpakking”, beschermend omhulsel van een composietverpakking of van een samengestelde verpakking, met inbegrip van de absorberende en voor opvulling dienende materialen en alle andere elementen die nodig zijn om de binnenrecipiënten of binnenverpakkingen te omvatten en te beschermen;

C
“capaciteit van een houder of van een compartiment van een houder”, voor tanks, het totaal inwendig volume van de houder of van het compartiment van de houder uitgedrukt in liter of kubieke meter. Wanneer het onmogelijk is om de houder of het compartiment van een houder volledig te vullen omwille van zijn vorm of constructie, dient deze gereduceerde capaciteit gebruikt te worden voor de bepaling van de vullingsgraad en voor het markeren van de tank;
“cilinder”, een drukrecipiënt dat naadloos is of bestaat uit een composietconstructie en met een watercapaciteit van meer dan 150 liter en niet meer dan 3000 liter;
“collectieve rubriek”, een omschreven groep van stoffen of voorwerpen (zie 2.1.1.2, B, C en D);
“collo”, het eindproduct van de verpakkingsoperatie, klaar voor verzending en bestaande uit de verpakking, de grote verpakking of de IBC zelf met zijn inhoud. Het begrip omvat de in onderhavige afdeling gedefinieerde gasrecipiënten en de voorwerpen die omwille van hun grootte, massa of vorm onverpakt of in onderstellen, manden of manipulatieinrichtingen mogen vervoerd worden. Behalve voor het vervoer van radioactieve stoffen is het begrip niet van toepassing op goederen die losgestort vervoerd worden, en evenmin op stoffen die in tanks vervoerd worden;
OPMERKING: Zie 2.2.7.2, 4.1.9.1.1 en hoofdstuk 6.4 voor radioactieve stoffen.
“composiet-IBC met binnenrecipiënt uit kunststof”, een IBC bestaande uit een raamwerk in de vorm van een stijf uitwendig omhulsel, dat een binnenrecipiënt uit kunststof omsluit, en uit bedrijfsuitrusting en andere structuuruitrusting. Ze worden dusdanig gebouwd dat het uitwendig omhulsel en het binnenrecipiënt in geassembleerde toestand een onverbrekelijke eenheid vormen die als dusdanig gevuld, opgeslagen, vervoerd en geledigd wordt.
OPMERKING: Wanneer het woord “kunststof” wordt gebruikt met betrekking tot de binnenrecipiënten van composiet-IBC's, omvat het ook andere gepolymeriseerde materialen zoals rubber.
“composietverpakking”, een verpakking bestaande uit een buitenverpakking en een binnenrecipiënt die dusdanig gebouwd worden dat ze samen een geïntegreerde verpakking vormen. Eens samengevoegd, blijft de verpakking een onverbrekelijke eenheid die als zodanig gevuld, opgeslagen, verzonden en geledigd wordt;
OPMERKING: De term “binnenrecipiënt” die gerelateerd wordt aan een composietverpakking mag niet verward worden met de term “binnenverpakking” die gerelateerd wordt aan een samengestelde verpakking. Het binnenelement van een composietverpakking van type 6HA1 (kunststof) is bijvoorbeeld een binnenrecipiënt van dit genre, aangezien het normaliter niet ontworpen werd om een functie van omsluiten/vasthouden te vervullen zonder zijn buitenverpakking en het derhalve niet gaat om een binnenverpakking.
Wanneer tussen haakjes een materiaal vermeld wordt na de term “composietverpakking”, verwijst dit naar een binnenrecipiënt.
“conformiteitsborging” (radioactieve stoffen), een systematisch programma van maatregelen, dat door een bevoegde overheid toegepast wordt met het oogmerk om te garanderen dat de voorschriften van het ADR in de praktijk in acht worden genomen;
“container”, een hulpmiddel bij het vervoer (raamwerk of andere gelijksoortige constructies),
van permanente aard en derhalve stevig genoeg voor herhaald gebruik;
speciaal ontworpen om het vervoer van goederen te vergemakkelijken, zonder dat deze worden overgeladen, met één of meer vervoermiddelen;
voorzien van inrichtingen die de behandeling en de vastzetting vergemakkelijken, met name bij het overladen van het ene vervoermiddel op het andere;
zodanig ontworpen dat het vullen en ledigen wordt vergemakkelijkt;
met een inwendig volume van ten minste 1 m3, behalve voor de containers voor het vervoer van radioactieve stoffen.
Bovendien:
“container met dekzeil”, een open container die uitgerust is met een dekzeil om de lading te beschermen;
“gesloten container”, een volledig gesloten container met een onbuigzaam dak, onbuigzame zijwanden, onbuigzame kopwanden en een vloer. Het begrip omvat containers met een beweegbaar dak, voor zover het dak tijdens het vervoer gesloten is;
“grote container”,
a)
een container die niet beantwoordt aan de definitie van kleine container;
b)
in de zin van de CSC, een container met zulkdanige afmetingen dat het oppervlak dat door de vier onderste buitenhoeken begrensd is,
i)
ten minste 14 m2 (150 sq ft) bedraagt, of
ii)
ten minste 7 m2 (75 sq ft) bedraagt indien de container aan de bovenzijde voorzien is van hoekstukken (“corner fittings”);
“kleine container”, een container waarvan het inwendig volume niet groter is dan 3 m3;
“open container”, een container met open dak of een container met lage bak;
Een wissellaadbak is een container die overeenkomstig de Europese norm EN 283: 1991 de volgende karakteristieken vertoont:
hij is wat betreft mechanische weerstand alleen geschikt voor het vervoer met een spoorwagen, met een voertuig voor wegverkeer of met een veerboot;
hij is niet stapelbaar;
hij kan van een wegvoertuig op steunen worden geplaatst en daarvan terug opgeladen worden met middelen die zich aan boord van het voertuig bevinden;
OPMERKING: Het begrip “container” omvat noch de gewone verpakkingen, noch de IBC's, noch de tankcontainers en al evenmin de voertuigen. Een container kan evenwel als verpakking gebruikt worden voor het vervoer van radioactieve stoffen.
“container met dekzeil”, zie “container”;
“container voor losgestort vervoer”, een omsluitingssysteem (met inbegrip van elke voering of bekleding) dat bestemd is voor het vervoer van vaste stoffen die rechtstreeks in contact komen met het omsluitingssysteem. De verpakkingen, de grote recipiënten voor losgestort vervoer (IBC), de grote verpakkingen en de tanks worden niet door deze term omvat.
De containers voor losgestort vervoer zijn:
van permanente aard en derhalve stevig genoeg voor herhaald gebruik;
speciaal ontworpen om het vervoer van goederen te vergemakkelijken, zonder dat deze worden overgeladen, met één of meer vervoermiddelen;
voorzien van inrichtingen die de behandeling vergemakkelijken;
met een capaciteit van ten minste 1,0 m3.
De containers voor losgestort vervoer kunnen bijvoorbeeld containers, offshore bulk containers, bulk bins, wisselaadbakken, trechtercontainers, rollende containers of laadcompartimenten van voertuigen zijn;
OPMERKING: Deze definitie is uitsluitend van toepassing op containers voor losgestort vervoer die beantwoorden aan de voorschriften van hoofdstuk 6.11.
“gesloten container voor losgestort vervoer”: een volledig gesloten container voor losgestort vervoer met een onbuigzaam dak, onbuigzame zijwanden, onbuigzame kopwanden en een onbuigzame vloer (met inbegrip van trechtervormige bodems). Het begrip omvat de containers voor losgestort vervoer met een dak, zijwanden, of kopwanden die geopend, en tijdens het vervoer gesloten kunnen worden. Gesloten containers voor losgestgort vervoer mogen uitgerust zijn met openingen die de evacuatie van dampen en gassen via beluchting mogelijk maken en die, onder normale vervoersvoorwaarden, het verlies van vaste stoffen en het binnendringen van opspattend water of regen verhinderen.
“container voor losgestort vervoer met dekzeil”: een container voor losgestort vervoer zonder dak en met onbuigzame zijwanden, onbuigzame kopwanden, een onbuigzame vloer (met inbegrip van de trechtervormige bodems) en een buigzame afdekking.
“flexibele container voor losgestort vervoer” (flexible bulk container), een soepele container met een capaciteit van niet meer dan 15 m3 met inbegrip van de voeringen, alsook de manipulatieinrichtingen en de bedrijfsuitrustingen die er vast op aangebracht zijn.
“container voor losgestort vervoer met dekzeil”: zie “container voor losgestort vervoer”
“controle-instelling”, een onafhankelijke instelling voor controles en beproevingen, erkend door de bevoegde overheid;
“criticaliteits-veiligheidsindex van een collo, oververpakking of container die splijtstoffen bevat”, voor het vervoer van radioactieve stoffen, een getal dat dient om de accumulatie van colli, oververpakkingen of containers die splijtstoffen bevatten, te beperken.

D
“diameter” (voor houders van tanks), de interne diameter van de houder;
“dichtheidsbeproeving”, een beproeving van de dichtheid van een tank, verpakking of IBC, en van de uitrusting of de afsluitinrichtingen;
OPMERKING: Zie hoofdstuk 6.7 voor mobiele tanks.
“dierlijke stoffen”, karkassen van dieren, lichaamsdelen van dieren of voedsel of voeder van dierlijke oorsprong;
“dosistempo”: het omgevings- of directionele dosisequivalent, zoals van toepassing, per tijdseenheid, gemeten op het punt van belang;
“drukrecipiënt”, een verplaatsbaar recipiënt dat bestemd is om stoffen onder druk te bevatten, met inbegrip van zijn sluitingen of andere bedrijfsuitrusting; het betreft hier een generische term die kan wijzen op een fles, een cilinder, een drukvat, een gesloten cryogeen recipiënt, een opslaginrichting met metaalhydride, een flessenbatterij of een bergingsdrukrecipiënt. (zie ook de definitie van “houder van een drukrecipiënt”)
“drukvat”, een gelast drukrecipiënt met een watercapaciteit van meer dan 150 liter en niet meer dan 1000 liter (bijvoorbeeld een cilindervormig recipiënt met rolbanden, een bolvormig recipiënt op een slede);

E
“EG-Richtlijn”, bepalingen die vastgelegd worden door de bevoegde instellingen van de Europese Gemeenschap; ze zijn voor elke geadresseerde Lidstaat bindend wat het te bereiken resultaat betreft, maar laten de bevoegdheid over de vorm en middelen aan de nationale autoriteiten over;
“exclusief gebruik”, voor het vervoer van stoffen van de klasse 7, verstaat men het gebruik door slechts één afzender van een voertuig of van een grote container, waarvoor alle initiële, intermediaire en finale laad- en losoperaties uitgevoerd worden in overeenstemming met de instructies van de afzender of van de bestemmeling;
“exploitant van een tankcontainer of van een mobiele tank”, elke onderneming uit wiens naam de tankcontainer of mobiele tank wordt uitgebaat;

F
“fles”, een drukrecipiënt met een watercapaciteit van niet meer dan 150 liter (zie ook “flessenbatterij”;
“flessenbatterij”, een drukrecipiënt bestaande uit een ensemble van flessen of houders van flessen die aan elkaar zijn vastgehecht en onderling door een verzamelleiding zijn verbonden, dat als een onverbreekbaar geheel vervoerd wordt. De totale watercapaciteit mag niet groter zijn dan 3.000 liter; bij de batterijen die bestemd zijn voor het vervoer van giftige gassen van klasse 2 (groepen waarvan de aanduiding overeenkomstig 2.2.2.1.3 begint met de letter T) is deze capaciteit beperkt tot 1.000 liter;
“flexibele container voor losgestort vervoer” (flexible bulk container), zie “container voor losgestort vervoer”;
“flexibele IBC”, een IBC bestaande uit een verpakkingslichaam dat samengesteld is uit folie, weefsel of een ander soepel materiaal of uit combinaties van dergelijke materialen, met – zo nodig – een inwendige bekleding of een voering en voorzien van de gepaste bedrijfsuitrusting en manipulatieinrichtingen;

G
“gas”, een stof die
a)
bij 50 °C een dampdruk bezit die hoger is dan 300 kPa (3 bar), of
b)
bij 20 °C en de standaarddruk van 101,3 kPa volledig gasvormig is;
“gascontainer met verscheidene elementen” , een hulpmiddel bij het vervoer dat bestaat uit elementen die onderling door een verzamelleiding zijn verbonden en in een raamwerk gemonteerd zijn. Volgende elementen komen in aanmerking als elementen van een MEGC : flessen, cilinders, drukvaten en flessenbatterijen, alsook tanks met een capaciteit van meer dan 450 liter voor gassen zoals gedefinieerd in 2.2.2.1.1;
OPMERKING: Zie hoofdstuk 6.7 voor gascontainers met verscheidene elementen die bestemd zijn voor multimodaal vervoer.
“gaspatroon”, zie “recipiënt, klein, met gas”;
“gebruiksduur”, voor composietflessen en -cilinders, het aantal jaren dat de fles of de cilinder in gebruik mag blijven;
“geplande levensduur”, voor composietflessen en -cilinders, de maximale levensduur (in aantal jaren) waarvoor de fles of de cilinder, overeenkomstig de toepasselijke norm, ontworpen en goedgekeurd is;
“gesloten container voor losgestort vervoer” zie “container voor losgestort vervoer”
“gereconditioneerde verpakking”, een verpakking, in het bijzonder
a)
een metalen vat:
i)
dat zodanig gereinigd is dat de constructiematerialen terug hun oorspronkelijk uitzicht verkrijgen, waarbij al de resten van de vroegere inhoud, de inwendige en uitwendige corrosie, de uitwendige bekledingen en de etiketten verwijderd worden;
ii)
waarvan de oorspronkelijke vorm en profiel hersteld is, de felsen (in voorkomend geval) weer rechtgebogen en dichtgemaakt werden en alle dichtingen die geen integraal deel uitmaken van de verpakking vervangen zijn; en
iii)
dat – na gereinigd te zijn en vóór herschilderd te worden – geïnspecteerd werd; de verpakkingen die zichtbare putjes, een belangrijke vermindering van de dikte van het materiaal, metaalmoeheid, beschadigde schroefdraden of sluitingen of andere belangrijke tekortkomingen vertonen, moeten geweigerd worden.
b)
een vat of een jerrycan uit kunststof:
i)
dat zodanig gereinigd is dat de constructiematerialen terug hun oorspronkelijk voorkomen verkrijgen, waarbij al de resten van de vroegere inhoud, de buitenbekledingen en de etiketten verwijderd werden;
ii)
waarvan alle dichtingen, die geen integrerend deel uitmaken van de verpakking vervangen zijn, en
iii)
dat na gereinigd te zijn geïnspecteerd werd, waarbij de verpakkingen die zichtbare schade vertonen (zoals scheuren, plooien of barsten), die beschadigde sluitingen of schroefdraad bezitten of die andere ernstige tekortkomingen vertonen, moeten geweigerd worden.
“gereconstrueerde grote verpakking”, een grote verpakking uit metaal of een grote verpakking uit stijve kunststof:
a)
die voortkomt van de productie van een UN-conform type uit een niet conform type; of
b)
die voortkomt van de transformatie van een UN-conform type in een ander conform type.
De gereconstrueerde grote verpakkingen zijn onderworpen aan dezelfde voorschriften van het ADR als een nieuwe grote verpakking van hetzelfde type (zie ook de definitie van constructietype in 6.6.5.1.2);
“gereconstrueerde verpakking”, een verpakking, in het bijzonder
a)
een metalen vat:
i)
dat voortkomt van de productie van een UN-verpakkingstype, dat beantwoordt aan de bepalingen van hoofdstuk 6.1, uit een type dat niet overeenstemt met deze bepalingen;
ii)
dat voortkomt van de transformatie van een UN-verpakkingstype, dat beantwoordt aan de bepalingen van hoofdstuk 6.1, in een ander type dat met dezelfde bepalingen overeenstemt; of
iii)
waarvan bepaalde elementen, die integraal deel uitmaken van het ribwerk (zoals het niet-afneembaar deksel) vervangen werden;
b)
een vat uit kunststof:
i)
bekomen door omvorming van het ene UN-verpakkingstype in een ander UN-verpakkingstype (bijvoorbeeld 1H1 in 1H2); of
ii)
dat de vervanging van geïntegreerde structuurelementen ondergaan heeft.
De gereconstrueerde vaten zijn onderworpen aan de voorschriften van hoofdstuk 6.1 die gelden voor nieuwe vaten van hetzelfde type.
“gerecycleerde kunststof”: materiaal gerecupereerd van gebruikte industriële verpakkingen of andere kunststof, dat voorgesorteerd en behandeld is om tot nieuwe verpakkingen herwerkt te worden, inclusief in IBC's. De specifieke eigenschappen van het gerecycleerde materiaal dat voor de vervaardiging van nieuwe verpakkingen wordt gebruikt, inclusief IBC's, moeten geregeld gegarandeerd en geattesteerd worden in het kader van een door de bevoegde overheid erkend programma voor kwaliteitszorg Dit programma moet een verslag bevatten van de uitgevoerde passende voorsortering, evenals het nazicht dat elk lot gerecycleerde kunststof van homogene samenstelling voldoet aan de materiaalspecificaties (smeltindex, densiteit en trekeigenschappen) van het constructietype dat van dergelijk gerecycleerd materiaal vervaardigd werd. De informatie over de kwaliteitsborging moet informatie bevatten over de kunststoffen waaruit de gerecycleerde kunststoffen afkomstig zijn, evenals kennis over het eerdere gebruik, met inbegrip van de eerdere inhoud, van de kunststoffen als dat eerdere gebruik de capaciteit van de nieuwe verpakkingen, met inbegrip van IBC's, die met deze materialen zijn geproduceerd, waarschijnlijk zal verminderen. Bovendien moet het programma voor kwaliteitsverzekering, dat de producent van de verpakking of IBC overeenkomstig 6.1.1.4 of 6.5.4.1 toepast, de uitvoering omvatten van de gepaste mechanische proeven op het modeltype verpakking volgens 6.1.5 of 6.5.6, en dit op verpakkingen of IBC's vervaardigd van ieder lot gerecycleerde kunststof. Bij deze proeven kan de stapelsterkte worden geverifieerd door middel van een geschikte dynamische samendrukkingsproef, in plaats van een statische belastingproef die op het bovenoppervlak van de verpakking wordt uitgevoerd;
OPMERKING: De ISO-norm 16103:2005 “Packaging – Transport Packages for dangerous goods- Recycled plastic material” voorziet bijkomende richtlijnen betreffende de procedures die gevolgd kunnen worden voor goedkeuring van het gebruik van gerecycleerde kunststof. Deze bijkomende richtlijnen werden ontwikkeld op basis van ervaring verworven bij de vervaardiging van vaten en jerrycans uit gerecycleerde kunststof en als zodanig moeten ze misschien aangepast worden aan andere soorten verpakkingen, IBC’s en grote verpakkingen uit gerecycleerde kunststof.
“gesloten container”, zie “container”;
“gesloten cryogeen recipiënt”: een thermisch geïsoleerd drukrecipiënt voor het vervoer van sterk gekoelde vloeibaar gemaakte gassen, met een watercapaciteit van ten hoogste 1000 liter.
“gesloten voertuig”, een voertuig waarvan de carrosserie een afsluitbaar laadcompartiment omvat;
“gestabiliseerde druk”, de druk die bereikt wordt door de inhoud van een drukrecipiënt, wanneer die inhoud thermisch en qua diffusie in evenwicht is;
“gevaarlijke goederen”, de stoffen en voorwerpen waarvan het ADR het vervoer verbiedt, of slechts toestaat onder de aldaar voorziene voorwaarden;
“gevaarlijke reactie”,
a)
een verbranding of een aanzienlijke warmteontwikkeling;
b)
de ontwikkeling van brandbare, verstikkende, oxiderende of giftige gassen;
c)
de vorming van bijtende stoffen;
d)
de vorming van onstabiele stoffen;
e)
een gevaarlijke drukverhoging (alleen voor tanks);
“geweven kunststof” (voor flexibele IBC's), een materiaal dat vervaardigd werd uit gerokken repen of monofilamenten van een geschikte kunststof;
“Globally Harmonized System of Classification and Labelling of Chemicals”: de tiende herziene versie van de publicatie uitgegeven onder deze titel door de Verenigde Naties (ST/SG/AC.10/30/Rev.10).
“goedkeuring”
“multilaterale goedkeuring”, voor het vervoer van radioactieve stoffen, de goedkeuring die gegeven wordt door de bevoegde overheid van het land van herkomst van de verzending of van het model, al naargelang het geval, en door de bevoegde overheid van elk land over wiens grondgebied de zending moet worden vervoerd;
“unilaterale goedkeuring”, voor het vervoer van radioactieve stoffen, de goedkeuring van een model, die enkel door de bevoegde overheid van het land van herkomst van het model dient gegeven te worden. Indien het land van herkomst geen Partij bij het ADR is, moet de goedkeuring gevalideerd worden door de bevoegde overheid van een land dat partij is bij het ADR (zie 6.4.22.8);
“grote container”, zie “container”;
“grote bergingsverpakking”, een speciale verpakking die
a)
voor een mechanische manipulatie ontworpen is; en
b)
een netto massa heeft van meer dan 400 kg of een capaciteit van meer dan 450 liter, maar waarvan het volume niet groter is dan 3 m3;
waarin colli met gevaarlijke goederen die beschadigd zijn, tekortkomingen vertonen, lekken of niet conform zijn, of vrijgekomen of weggelekte gevaarlijke goederen worden geplaatst met het oog op een transport voor recuperatie- of eliminatiedoeleinden.
“grote verpakking”, een verpakking die bestaat uit een buitenverpakking die voorwerpen of binnenverpakkingen bevat en die
a)
ontworpen is voor een mechanische manipulatie;
b)
een netto massa heeft van meer dan 400 kg of een capaciteit van meer dan 450 liter, maar waarvan het volume niet groter is dan 3 m3;

H
“handboek van testen en criteria”, de achtste herziene uitgave van “Manual of Tests and Criteria”, gepubliceerd door de Verenigde Naties (ST/SG/AC.10/11/Rev.8);
“herbruikte grote verpakking”, een grote verpakking die bestemd is om opnieuw gevuld te worden en die – na onderzoek – vrij is bevonden van gebreken die haar geschiktheid kunnen beïnvloeden om de functionele beproevingen te doorstaan; de grote verpakkingen die opnieuw met dezelfde of analoge en compatibele goederen worden gevuld en binnen distributieketens vervoerd worden die afhangen van de afzender van het product, vallen in het bijzonder onder deze definitie;
“herbruikte verpakking”, een verpakking die – na onderzoek – vrij is bevonden van gebreken die haar geschiktheid kunnen beïnvloede om de functionele beproevingen te doorstaan; de verpakkingen die opnieuw met dezelfde, analoge of compatibele goederen worden gevuld en binnen distributieketens vervoerd worden die afhangen van de afzender van het product, vallen in het bijzonder onder deze definitie;
“hermetisch gesloten tank”, een tank:
die niet uitgerust is met veiligheidskleppen, breekplaten, andere soortgelijke veiligheidsinrichtingen of vacuümkleppen; of
die uitgerust is met veiligheidskleppen die conform 6.8.2.2.10 voorafgegaan worden door een breekplaat, maar die niet voorzien is van vacuümkleppen.
Een voor het vervoer van vloeistoffen bestemde tank met een berekeningsdruk van ten minste 4 bar, of een voor het vervoer van vaste stoffen (poeder- of korrelvormig) bestemde tank met om het even welke berekeningsdruk wordt ook als hermetisch gesloten beschouwd als:
die uitgerust is met veiligheidskleppen die conform 6.8.2.2.10 voorafgegaan worden door een breekplaat, en die voorzien is van vacuümkleppen conform de voorschriften van 6.8.2.2.3; of
die niet uitgerust is met veiligheidskleppen, breekplaten of andere soortgelijke veiligheidsinrichtingen, maar die wel voorzien is van vacuümkleppen conform de voorschriften van 6.8.2.2.3.
“hoogste normale bedrijfsdruk”, voor het vervoer van radioactieve stoffen, de maximale druk boven de atmosferische druk op gemiddeld zeeniveau, die zich binnenin de borghouder in de loop van één jaar zou vormen onder de voorwaarden van temperatuur en blootstelling aan zonnestralen die overeenkomen met de omgevingsvoorwaarden tijdens het vervoer, en dit zonder beluchting, afkoeling van buitenaf met behulp van een hulpsysteem of tijdens het vervoer voorgeschreven handelingen.
“houder van een drukrecipiënt”: een fles, een cilinder, een drukvat of een bergingsdrukrecipiënt, zonder zijn sluitingen of andere bedrijfsuitrusting, maar met eventuele niet-verwijderbare inrichtingen (bvb. een kraag, een verstevigingsvoet, enz.)
OPMERKING: De termen “houder van een fles”, “houder van een drukvat”, en “houder van een cilinder” worden ook gebruikt.
“houder” (voor tanks), het deel van de tank dat de te vervoeren stof bevat, met inbegrip van de openingen en hun afsluitinrichtingen, maar met uitsluiting van de bedrijfsuitrusting en de structuuruitrusting aan de buitenkant
“houten ton”, een verpakking met cirkelvormige doorsnede en gewelfde wand, vervaardigd uit massief hout; bestaat uit duigen en bodems en is voorzien van hoepels;

I
“IBC” (groot recipiënt voor losgestort vervoer), een stijve of soepele verpakking, verschillend van deze omschreven in hoofdstuk 6.1, en
a)
met een capaciteit van
i)
niet meer dan 3,0 m3 voor de vaste stoffen en vloeistoffen van verpakkingsgroepen II en III;
ii)
niet meer dan 1,5 m3 voor de vaste stoffen van verpakkingsgroep I, verpakt in flexibele IBC's, composiet-IBC's of in IBC's uit stijve kunststof, karton of hout;
iii)
niet meer dan 3,0 m3 voor de vaste stoffen van verpakkingsgroep I, verpakt in metalen IBC's;
iv)
niet meer dan 3,0 m3 voorde radioactieve stoffen van klasse 7;
b)
ontworpen is voor een mechanische manipulatie;
c)
die kan weerstaan aan de belastingen die zich tijdens de manipulatie en het transport voordoen; dit moet bevestigd worden door de beproevingen die in hoofdstuk 6.5 worden gespecifieerd.
OPMERKINGEN:
1. De mobiele tanks of tankcontainers, die resp. voldoen aan de voorschriften van hoofdstuk 6.7 en 6.8, worden niet als IBC's beschouwd.
 
2. IBC's, die voldoen aan de voorschriften van hoofdstuk 6.5, worden niet als containers beschouwd in de zin van het ADR.
“gereconstrueerde IBC”, een IBC uit metaal, een IBC uit stijve kunststof of een composiet-IBC:
a)
die voortkomt van de productie van een UN-conform type uit een niet conform type; of
b)
die voortkomt van de transformatie van een UN-conform type in een ander conform type.
De gereconstrueerde IBC's zijn onderworpen aan dezelfde voorschriften van het ADR als een nieuwe IBC van hetzelfde type (zie ook de definitie van constructietype in 6.5.6.1.1);
“gerepareerde IBC”, een IBC uit metaal, een IBC uit stijve kunststof of een composiet-IBC die – omdat hij een schok heeft ondergaan of voor om het even welke andere reden (bijvoorbeeld corrosie, bros worden of een ander symptoom van verzwakking ten opzichte van het goedgekeurd constructietype) – zodanig in zijn vroegere toestand hersteld werd dat hij opnieuw beantwoordt aan het goedgekeurd constructietype en in staat is om met goed gevolg de beproevingen op het constructietype te ondergaan. Vanuit het oogpunt van het ADR wordt de vervanging van het stijf binnenrecipiënt van een composiet-IBC door een recipiënt dat beantwoordt aan het oorspronkelijk constructietype van dezelfde fabrikant aanzien als een reparatie. Het routineonderhoud van een stijve IBC wordt echter niet door deze term omvat. Het lichaam van een IBC uit stijve kunststof en het binnenrecipiënt van een composiet-IBC mogen niet hersteld worden. Flexibele IBC's mogen niet hersteld worden tenzij de bevoegde overheid er mee akkoord gaat;
“IBC uit hout”, een IBC bestaande uit een stijf of inklapbaar houten verpakkingslichaam met een voering (maar geen binnenverpakkingen), en uit de gepaste bedrijfsuitrusting en structuuruitrusting;
“IBC uit karton”, een IBC bestaande uit een kartonnen verpakkingslichaam, met of zonder afzonderlijk deksel en bodem en zo nodig voorzien van een voering (maar geen binnenverpakkingen), en uit de gepaste bedrijfsuitrusting en structuuruitrusting;
“IBC uit metaal”, een IBC bestaande uit een metalen verpakkingslichaam en uit de gepaste bedrijfsuitrusting en structuuruitrusting;
“IBC uit stijve kunststof”, een IBC bestaande uit een verpakkingslichaam uit stijve kunststof, die een raamwerk kan omvatten, en uit de gepaste bedrijfsuitrusting;
“routineonderhoud van een stijve IBC”, het regelmatig uitvoeren van verrichtingen op een IBC uit metaal, een IBC uit stijve kunststof of een composiet-IBC, zoals:
a)
reiniging;
b)
het afnemen en terugplaatsen of vervangen van de afsluiters op het lichaam (met inbegrip van de gepaste dichtingen) of van de bedrijfsuitrusting, in overeenstemming met de oorspronkelijke specificaties van de fabrikant; dit op voorwaarde dat de dichtheid van de IBC wordt nagezien; of
c)
het opnieuw in zijn vroegere toestand herstellen van de structuuruitrusting die niet rechtstreeks instaat voor het omsluiten van een gevaarlijk goed of het handhaven van een losdruk, zodanig dat de IBC opnieuw beantwoordt aan het beproefd constructietype (bijvoorbeeld het herstellen van de schoren of van de hefinrichtingen); dit op voorwaarde dat de omsluitingsfunctie van de IBC niet nadeling beïnvloed wordt;
“routineonderhoud van een flexibele IBC”, het regelmatig uitvoeren van verrichtingen op een flexibele IBC uit kunststof of textiel, zoals:
a)
reiniging; of
b)
het vervangen van elementen die geen integrerend deel uitmaken van de IBC, zoals voeringen en afsluitsnoeren, door elementen de beantwoorden aan de oorspronkelijke specificaties van de fabrikant;
op voorwaarde dat deze verrichtingen de omsluitingsfunctie van de IBC en zijn conformiteit met het constructietype niet nadeling beïnvloeden.

J
“jerrycan”, een verpakking uit metaal of kunststof met een rechthoekige of veelhoekige doorsnede, voorzien van één of meerdere openingen;

K
“kist”, een verpakking met rechthoekige of veelhoekige volle wanden, uit metaal, hout, multiplex, spaanplaat, karton, kunststof of een ander geschikt materiaal. Teneinde de behandeling of het openen te vergemakkelijken, of om te voldoen aan de classificatiecriteria, mogen er kleine openingen in aangebracht zijn; dit voor zover de integriteit van de verpakking gedurende het vervoer niet wordt aangetast;
“kleine container”, zie “container”;
“korf”, een buitenverpakking met opengewerkte wanden;
“kritieke temperatuur” , de temperatuur waarbij maatregelen moeten genomen worden wanneer het systeem van temperatuursregeling defect is;
“kritische temperatuur”, (in de zin van de bepalingen met betrekking tot de gassen) de temperatuur waarboven een stof niet in vloeibare toestand kan bestaan;
“kwaliteitsborging”, een systematisch controle- en inspectieprogramma, dat door iedere organisatie of organisme toegepast wordt met het doel te garanderen dat de in het ADR voorgeschreven veiligheidsvoorschriften in de praktijk in acht worden genomen;

L
“Laadeenheid” (Cargo transport unit), een voertuig, een wagon, een container, een tankcontainer, een mobiele tank of een MEGC;
“Laden”, alle handelingen die, overeenkomstig de definitie van lader, uitgevoerd worden door de lader;
“lader”, zie “belader”
“lichte metalen verpakking”, een verpakking met cirkelvormige, elliptische, rechthoekige of veelhoekige doorsnede (ook conisch), alsook een verpakking met kegelvormig bovenstuk of in de vorm van een emmer, vervaardigd uit metaal (bijvoorbeeld blik) met een wanddikte van minder dan 0,5 mm, met platte of gewelfde bodem, voorzien van één of meer openingen en die niet valt onder de definitie voor vat of jerrycan;
“losgestort vervoer”, het vervoer van niet verpakte vaste stoffen of voorwerpen in voertuigen, containers of containers voor losgestort vervoer; dit begrip is niet van toepassing op goederen die als colli worden vervoerd, en evenmin op stoffen die in tanks worden vervoerd;
“losdruk”, de hoogste druk die werkelijk in de tank wordt ontwikkeld gedurende het lossen onder druk;
“lossen”, alle handelingen die, overeenkomstig de definitie van ontlader, uitgevoerd worden door de ontlader;

M
“managementsysteem”, voor het vervoer van radioactieve stoffen, een geheel van onderling afhankelijke en op elkaar inwerkende (systeem) elementen dat ertoe dient om het beleid en de doelstellingen te bepalen en dat toelaat om op een efficiënte en doelmatige manier de doelstellingen te bereiken;
“manipulatie-inrichting” (voor flexibele IBC's), draagbanden, lussen, ogen of raamwerken die aan het verpakkingslichaam van de IBC zijn bevestigd, of die een verlenging zijn van het materiaal waaruit het verpakkingslichaam is vervaardigd;
“massa van een collo”, behoudens andersluidende vermelding, de bruto massa van het collo. De massa van containers en tanks die voor het vervoer van goederen gebruikt worden is niet begrepen in de bruto massa's;
“maximaal toelaatbare bruto massa”
a)
(voor IBC's): de som van de massa van de IBC, van de bedrijfsuitrusting, van de structuuruitrusting, en van de maximale netto massa;
b)
(voor tanks): de tarra van de tank en de zwaarste lading waarvan het transport is toegestaan;
OPMERKING: Zie hoofdstuk 6.7 voor de mobiele tanks.
“maximale bedrijfsdruk” (manometerdruk), de hoogste van de drie volgende waarden, die kan worden bereikt bovenaan in de tank wanneer die zich in zijn stand tijdens gebruik bevindt:
a)
maximale waarde van de effectieve druk die in de tank is toegestaan tijdens het vullen (hoogst toegelaten vuldruk);
b)
maximale waarde van de effectieve druk die in de tank is toegestaan tijdens het lossen (hoogst toegelaten losdruk);
c)
effectieve manometerdruk die op de tank uitgeoefend wordt door haar inhoud (met inbegrip van de vreemde gassen die ze kan bevatten) bij de maximale bedrijfstemperatuur;
De numerieke waarde van deze bedrijfsdruk (manometerdruk) mag niet lager zijn dan de dampspanning van het vulgoed bij 50 °C (absolute druk), tenzij bijzondere voorwaarden in hoofdstuk 4.3 anders voorschrijven.
Voor tanks met veiligheidskleppen (met of zonder breekplaat), met uitzondering van de tanks die bestemd zijn voor het vervoer van de samengeperste, vloeibaar gemaakte of opgeloste gassen van klasse 2, is de maximale bedrijfsdruk (manometerdruk) echter gelijk aan de openingsdruk die voor de veiligheidskleppen voorgeschreven is.
OPMERKINGEN:
1. De maximale bedrijfsdruk is niet van toepassing op tanks die met behulp van de zwaartekracht gelost worden volgens 6.8.2.1.14 a).
2. Zie hoofdstuk 6.7 voor de mobiele tanks.
 
3. Zie de opmerking van 6.2.1.3.6.5 voor de gesloten cryogene recipiënten.
“maximale capaciteit”, het maximaal inwendig volume van recipiënten of verpakkingen, met inbegrip van grote verpakkingen en IBC's, uitgedrukt in m3 of liter;
“maximale netto massa”, de maximale netto massa van de inhoud van een enkelvoudige verpakking of de maximale gezamenlijke massa van de binnenverpakkingen en hun inhoud, uitgedrukt in kg;
“Mobiele fabricage-eenheid van ontplofbare stoffen” een eenheid, of een voertuig met daarop een eenheid gemonteerd, voor de fabricage van ontplofbare stoffen uit gevaarlijke goederen die geen ontplofbare stoffen zijn en hun lading in de mijnschachten. De eenheid bestaat uit verscheidene tanks en containers voor losgestort vervoer, uit uitrusting voor de fabricage van ontplofbare stoffen en uit pompen met hun toebehoren. Een mobiele fabricage-eenheid van ontplofbare stoffen kan speciale compartimenten omvatten voor verpakte ontplofbare stoffen.
OPMERKING: Zelfs wanneer de definitie van een mobiele fabricage-eenheid van ontplofbare stoffen de woorden “voor de fabricage van ontplofbare stoffen uit gevaarlijke goederen die geen ontplofbare stoffen zijn en hun lading in de mijnschachten” omvat, zijn de voorschriften voor de mobiele fabricage-eenheden van ontplofbare stoffen slechts van toepassing op het vervoer en niet op de fabricage van ontplofbare stoffen of op de lading van ontplofbare stoffen in de mijnschachten.
“mobiele tank”, een multimodale tank die overeenstemt met de definities in hoofdstuk 6.7 of in de IMDG Code, die in kolom (10) van tabel A in hoofdstuk 3.2 met een instructie voor vervoer in mobiele tank (T-code) is aangeduid en die – wanneer ze gebruikt wordt voor het vervoer van gassen zoals gedefinieerd in 2.2.2.1.1 – een capaciteit heeft van meer dan 450 liter;
“model”, voor het vervoer van radioactieve stoffen, de beschrijving van onder 2.2.7.2.3.5 f) uitgezonderde splijtstoffen, van een radioactieve stof in speciale vorm, van een radioactieve stof die moeilijk te verspreiden is, van een collo of van een verpakking, die een eenduidige identificatie mogelijk maakt. De beschrijving kan specificaties, constructietekeningen, rapporten waaruit blijkt dat voldaan is aan de wettelijke voorschriften en andere relevante documenten omvatten;
“modelvoorschriften van de VN”, de “Model Regulations”, opgenomen als bijlage bij de drieëntwintigste herziene uitgave van de “Recommendations on the Transport of Dangerous Goods”, gepubliceerd door de Verenigde Naties (ST/SG/AC.10/1/Rev.23);

N
“n.e.g.-rubriek” (rubriek niet elders genoemd), een collectieve rubriek waarbij stoffen, mengsels, oplossingen of voorwerpen kunnen ingedeeld worden die
a)
niet met name genoemd zijn in tabel A van hoofdstuk 3.2, en
b)
scheikundige, fysische en/of gevaarlijke eigenschappen bezitten die overeenstemmen met de klasse, de classificatiecode, de verpakkingsgroep en de benaming van de n.e.g.-rubriek;
“Netto massa van ontplofbare stoffen”, de totale massa van de ontplofbare stoffen, zonder verpakkingen, omhulsels, enz. (De begrippen “netto hoeveelheid van ontplofbare stoffen”, “netto inhoud van ontplofbare stoffen”, “netto gewicht van ontplofbare stoffen” of “netto massa in kilogram van de inhouden van ontplofbare stoffen” worden vaak in dezelfde betekenis gebruikt);”
“Neutronenstralingsdetector”, een toestel dat neutronenstraling detecteert. In een dergelijk toestel kan een gas worden opgenomen in een hermetisch gesloten elektronenbuis omvormer die neutronenstraling omzet in een meetbaar elektrisch signaal;

O
“offshore bulk container”, een container voor losgestort vervoer die speciaal ontworpen is om herhaaldelijk gebruikt te worden voor het vervoer vanuit, naar of tussen offshore-installaties. Hij moet ontworpen en gebouwd zijn volgens de “guidelines for the approval of offshore containers handled in open seas”, opgenomen in het door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) gepubliceerd document MSC/Circ. 860;
“omspoten cilinder”, een cilinder die bestemd is voor het vervoer van LPG met een watercapaciteit die niet hoger is dan 13 liter en die bestaat uit een mantel van een gecoate gelaste binnencilinder die beschermd is door een omspoten behuizing gemaakt uit kunststof met celstructuur dat onlosmakelijk verbonden is met het buitenoppervlak van de mantel van de stalen cilinder;
“onderneming”, elke natuurlijke persoon, elke rechtspersoon met of zonder winstoogmerk, elke vereniging of groepering van personen zonder rechtspersoonlijkheid en met of zonder winstoogmerk, alsmede elk onder de overheid ressorterend organisme, ongeacht of het een eigen rechtspersoonlijkheid bezit of afhankelijk is van een overheid met rechtpersoonlijkheid;
“ontlader”, de onderneming die:
a)
een container, container voor losgestort vervoer, MEGC, tankcontainer of mobiele tank van een voertuig afneemt; of
b)
verpakte gevaarlijke goederen, kleine containers of mobiele tanks uit of van een voertuig of een container aflaadt; of
c)
gevaarlijke goederen lost uit een tank (tankvoertuig, afneembare tank, mobiele tank of tankcontainer) of uit een batterijvoertuig, MEMU of MEGC of uit een voertuig, een grote container of een kleine container voor het vervoer van losgestorte goederen of uit een container voor losgestort vervoer;
“open container”, zie “container”;
“open cryogeen recipiënt”, een verplaatsbaar thermisch geïsoleerd recipiënt voor het vervoer van sterk gekoelde vloeibare gassen, dat op atmosferische druk wordt gehouden door onafgebroken ventilatie van het sterk gekoeld vloeibaar gas;
“open voertuig”, een voertuig waarvan de laadbak geen opbouw heeft of dat slechts is voorzien van schotten aan de zijkanten en van een achterluik;
“opslaginrichting met metaalhydride”, een enkelvoudige, volledige inrichting voor de opslag van waterstof, die een houder van een drukrecipiënt, een metaalhydride, een drukontlastingsinrichting, een afsluitkraan, een bedrijfsuitrusting en interne componenten omvat en uitsluitend gebruikt wordt voor het vervoer van waterstof;
“opsluitingssysteem”, voor het vervoer van radioactieve stoffen, verstaat men de door de ontwerper gespecificeerde en door de bevoegde overheid goedgekeurde assemblage van splijtstoffen en verpakkingsbestanddelen om de criticaliteitsveiligheid te waarborgen;
“overeenstemmingsbeoordeling”, de procedure die er toe strekt om de overeenstemming van een product te verifiëren overeenkomstig de bepalingen van de afdelingen 1.8.6 en 1.8.7 met betrekking tot het typeonderzoek, het toezicht op de productie en de eerste controles en beproevingen;
“over het grondgebied”, voor het vervoer van radioactieve stoffen, het grondgebied van de landen waardoor of waarin een zending wordt vervoerd, met de uitdrukkelijke uitzondering van hun luchtruim, waarin een zending wel mag vervoerd worden op voorwaarde dat geen enkele tussenlanding in dat land is voorzien;
“oververpakking”, een omsluiting die gebruikt wordt (in het geval van radioactieve stoffen door één enkele afzender) om één of meerdere colli te bevatten en om een eenheid te vormen die tijdens het vervoer gemakkelijker gemanipuleerd en gestouwd kan worden. Voorbeelden van oververpakkingen zijn:
a)
een laadvlak, zoals een pallet, waarop meerdere colli geplaatst of gestapeld worden en die door middel van banden uit kunststof, krimp- of rekfolie of andere geschikte middelen vastgezet worden, of
b)
een beschermende buitenverpakking zoals een kist of een mand;

R
“radioactieve inhoud”, voor het vervoer van radioactieve stoffen, de radioactieve stoffen, alsook elke besmette of geactiveerde vaste stof, vloeistof of gas die zich in de verpakking bevindt;
“recipiënt”, een omhulsel dat bestemd is om stoffen of voorwerpen te ontvangen en te bevatten, met inbegrip van zijn sluitingen (van welke aard die ook mogen zijn). Houders vallen niet onder deze definitie;
“recipiënt” (voor klasse 1), een als binnen- of tussenverpakking gebruikte kist, fles, doos, vat, kruik of cilinder, met inbegrip van zijn sluitingen (van welke aard dan ook);
“recipiënt, klein, met gas (gaspatroon)”, een niet hervulbaar recipiënt met een watercapaciteit die 1000 ml niet overschrijdt voor metalen recipiënten en die 500 ml niet overschrijdt voor recipiënten uit synthetische materialen of uit glas, dat een gas of een gasmengsel onder druk bevat. Het kan voorzien zijn van een afsluiter;
“referentiestaal”, staal met een treksterkte van 370 N/mm2 en een rek bij breuk van 27 %;
“regelingstemperatuur”, de maximale temperatuur waarbij het organisch peroxide, de zelfontledende stof of de polymeriserende stof veilig kan vervoerd worden;
“routineonderhoud van een flexibele IBC”: zie “IBC (groot recipiënt voor losgestort vervoer)”
“routineonderhoud van een stijve IBC”: zie “IBC (groot recipiënt voor losgestort vervoer)”;

S
“samengeperst aardgas” een samengeperst gas bestaande uit aardgas met een hoog methaangehalte dat ingedeeld wordt bij UN 1971;
“samengestelde verpakking”, een combinatie van verpakkingen bestemd voor het vervoer, bestaande uit één of meer binnenverpakkingen die op de in 4.1.1.5 voorgeschreven wijze in een buitenverpakking zijn geplaatst;
OPMERKING: De term “binnenverpakking” die gerelateerd wordt aan een “samengestelde verpakking” mag niet worden verward met de term “binnenrecipiënt” die gerelateerd wordt aan een “composietverpakking”.
“sluiting”, een voorziening die ertoe dient de opening van een recipiënt te sluiten;
OPMERKING: In het geval van drukrecipiënten verwijst de term “sluitingen” naar bijvoorbeeld kranen, drukontlastingsinrichtingen, manometers of peilmeters.
“spoel” (klasse 1), een inrichting uit kunststof, hout, karton, metaal of elk ander geschikt materiaal die bestaat uit een centrale as en, eventueel, zijwanden aan elk uiteinde van de as. De voorwerpen en de stoffen moeten op de as opgerold kunnen worden, en kunnen door de zijwanden tegengehouden worden;
“spuitbus” (aërosol), een voorwerp bestaande uit een niet hervulbaar recipiënt uit metaal, glas of kunststof dat voldoet aan de voorschriften van 6.2.6, dat een samengeperst, onder druk vloeibaar gemaakt of onder druk opgelost gas bevat – al dan niet samen met een vloeibare, pastavormige of poedervormige stof – en dat voorzien is van een aftapinrichting die het mogelijk maakt om de inhoud uit te stoten onder de vorm van een suspensie van vaste of vloeibare deeltjes in een gas, onder de vorm van schuim, pasta of poeder of in vloeibare of gasvormige toestand;
“stijf binnenrecipiënt” (voor composiet-IBC's), een recipiënt dat zijn algemene vorm in lege toestand behoudt, zonder dat de sluitingen zich op hun plaats bevinden en zonder de steun van het uitwendig omhulsel. Van elk binnenrecipiënt dat niet “stijf” is, wordt aangenomen dat het “soepel” is;
“stofdichte verpakking”, een verpakking die geen droge inhoud doorlaat, met inbegrip van de fijn verpulverde vaste stoffen die tijdens het vervoer zijn ontstaan;
“stralingsdetectiesysteem”, een systeem dat stralingsdetectoren bevat als onderdelen;
“structuuruitrusting”
a)
van de tank van een tankvoertuig of van een afneembare tank, de buiten of binnen de houder aangebrachte bevestigings-, verstevigings-, beschermings- of stabiliseringselementen;
b)
van de tank van een tankcontainer, de buiten of binnen de houder aangebrachte verstevigings-, bevestigings-, beschermings- of stabiliseringselementen;
c)
van de elementen van een batterijvoertuig of MEGC, de buiten of binnen de houder of het recipiënt aangebrachte verstevigings-, bevestigings-, beschermings- of stabiliseringselementen;
d)
van een IBC (met uitzondering van flexibele IBC's), de verstevigings-, bevestigings-, behandelings-, beschermings- of stabiliseringselementen van het verpakkingslichaam (met inbegrip van de bodempallet voor composiet-IBC's met binnenrecipiënt uit kunststof);
OPMERKING: Zie hoofdstuk 6.7 voor mobiele tanks.

T
“tank”, een houder voorzien van zijn bedrijfsuitrusting en structuuruitrusting. Indien deze term zonder nadere precisering wordt gebruikt, omvat hij de tankcontainers, mobiele tanks, afneembare tanks en vaste tanks zoals gedefinieerd in onderhavig deel, alsook de tanks die elementen zijn van batterijvoertuigen of van MEGC's;
OPMERKING: Zie hoofdstuk 6.7.4.1 voor mobiele tanks.
“tankcontainer”, een hulpmiddel bij het vervoer dat voldoet aan de definitie van container en bestaat uit een houder en uitrustingen, met inbegrip van de uitrustingen die de verplaatsing van de tankcontainer mogelijk maken zonder noemenswaardige wijziging van zijn stand, dat gebruikt wordt voor het vervoer van gasvormige, vloeibare, poedervormige of korrelvormige stoffen en dat een capaciteit heeft van meer dan 0,45 m3 (450 liter) wanneer het bestemd is voor het vervoer van gassen zoals gedefinieerd in 2.2.2.1.1; Bovendien begrijpen we onder: “zeer grote tankcontainer”: een tankcontainer met een capaciteit van meer dan 40.000 liter.
OPMERKING: IBC's, die voldoen aan de bepalingen van hoofdstuk 6.5, worden niet aanzien als tankcontainers.
“tankdossier”, een dossier dat alle belangrijke technische informatie bevat betreffende een tank, een batterijvoertuig of een MEGC, zoals de in 6.8.2.3, 6.8.2.4 en 6.8.3.4 vermelde certificaten en getuigschriften;
“tankvoertuig”, een voertuig, gebouwd voor het vervoer van vloeistoffen, gassen, poeders of korrelige stoffen, en uitgerust met één of meerdere vaste tanks. Naast het voertuig zelf of de elementen van het onderstel die er dienst voor doen, bestaat een tankvoertuig uit een of meerdere houders, hun uitrustingen en de vasthechtingselementen met het voertuig of met de elementen van het onderstel;
“technische benaming”, een erkende scheikundige benaming, in voorkomend geval een erkende biologische benaming, of een andere benaming die courant gebruikt wordt in wetenschappelijke en technische handboeken, tijdschriften en teksten (zie 3.1.2.8.1.1);
“technische instructies van de ICAO”, de “Technical Instructions for the Safe Transport of Dangerous Goods by Air”, ter aanvulling van Aanhangsel 18 bij het Verdrag van Chicago voor het internationaal burgerluchtvaartverkeer (Chicago, 1944), uitgegeven door de Internationale Organisatie voor de Burgerluchtvaart (ICAO) te Montreal;
“transporteenheid”, een motorvoertuig zonder aanhangwagen of een geheel bestaande uit een motorvoertuig waaraan een aanhangwagen is gekoppeld;
““transportindex van een collo, een oververpakking of een container, of van een onverpakte LSA-I stof of SCO-I of SCO-III voorwerp”, voor het vervoer van radioactieve stoffen een getal dat dient om de blootstelling aan straling te beperken.
“tray” (klasse 1), een blad uit metaal, kunststof, karton of ander geschikt materiaal dat in de binnen-, tussen- of buitenverpakkingen geplaatst wordt en een compacte schikking in deze verpakkingen mogelijk maakt. Het oppervlak van de trays mag zodanig gevormd zijn dat de verpakkingen of de voorwerpen daar ingezet, veilig vastgezet en van elkaar gescheiden kunnen worden;
“tussenverpakking”, een verpakking die zich tussen de binnenverpakkingen of de voorwerpen en een buitenverpakking bevindt;

U
“UN-nummer”, het uit vier cijfers bestaande identificatienummer van de stoffen of voorwerpen overeenkomstig de Modelvoorschriften van de VN;
“UN-Reglement”, een reglement als bijlage bij de Overeenkomst betreffende het aannemen van éénvormige technische voorschriften die van toepassing zijn op voertuigen met wielen, uitrustingsstukken en onderdelen die in een voertuig met wielen kunnen gemonteerd of gebruikt worden en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van overeenkomstig deze voorschriften verleende goedkeuringen (overeenkomst van 1958, zoals gewijzigd);

V
“vacuümtank voor afvalstoffen”, een vaste tank, een afneembare tank, een tankcontainer of een wissellaadtank die hoofdzakelijk gebruikt wordt voor het vervoer van gevaarlijke afvalstoffen en die op een speciale manier gebouwd of uitgerust is om het vullen en lossen van afvalstoffen overeenkomstig de voorschriften van hoofdstuk 6.10 te vergemakkelijken; een tank die volledig voldoet aan de voorschriften van hoofdstuk 6.7 of 6.8 wordt niet beschouwd als een vacuümtank voor afvalstoffen;
“vacuümklep” een door druk automatisch werkende veerbelaste inrichting die de tank beschermt tegen een ontoelaatbare inwendige onderdruk;
“vaste stof”,
a)
een stof die bij een druk van 101,3 kPa een smeltpunt of een begin van smelttraject heeft van meer dan 20°C, of
b)
een stof die volgens de beproevingsmethode ASTM D 4359-90 niet vloeibaar is en die volgens de criteria van de in 2.3.4 beschreven beproevingsmethode voorde bepaling van de vloeibaarheid (penetrometermethode) pastavormig is;
“vaste tank”, een tank met een capaciteit van meer dan 1000 liter, die blijvend op een voertuig gemonteerd is (dat aldus een tankvoertuig wordt) of die een integrerend deel van het chassis van een dergelijk voertuig uitmaakt;
“vat”, een cilindervormige verpakking, met platte of gewelfde bodem, vervaardigd uit metaal, karton, kunststof, multiplex of een ander geschikt materiaal. Deze definitie omvat ook verpakkingen met een andere vorm (bijvoorbeeld ronde verpakkingen met een kegelvormig bovenstuk, of verpakkingen in de vorm van een emmer). De houten tonnen en de jerrycans vallen niet onder deze definitie;
“veiligheidsklep”, een door druk automatisch werkende veerbelaste inrichting die de tank beschermt tegen een ontoelaatbare inwendige overdruk;
“verblijfstijd”, de tijd die verstrijkt tussen het moment dat de initiële vultoestand tot stand is gekomen en het moment waarop de druk van de inhoud, ten gevolge van warmtetoevoer, de laagste druk heeft bereikt die op de drukbegrenzingsinrichtingen van de tanks voor het vervoer van sterk gekoelde vloeibaar gemaakte gassen is aangegeven;
OPMERKING: Zie hoofdstuk 6.7.4.1 voor mobiele tanks.
“verpakker”, de onderneming die verpakkingen, met inbegrip van grote verpakkingen en IBC's, met de gevaarlijke goederen vult, en in voorkomend geval de colli voor het vervoer voorbereidt;
“verpakking”, een of meerdere recipiënten en alle andere elementen of materialen die nodig zijn om de recipiënten toe te laten hun functie van omsluiten/vasthouden en elke andere veiligheidsfunctie te vervullen (zie ook “bergingsverpakking”, binnenverpakking, buitenverpakking, composietverpakking, gereconditioneerde verpakking, “gereconstrueerde verpakking”, “grote verpakking”, “herbruikte verpakking”, “IBC”, “lichte metalen verpakking”, “samengestelde verpakking”, “stofdichte verpakking” en “tussenverpakking”);
“verpakkingsgroep”, een groep waarbij bepaalde stoffen voor verpakkingsdoeleinden ingedeeld worden op grond van de graad van het gevaar die ze voor het vervoer vertegenwoordigen. De verpakkingsgroepen hebben de volgende betekenis, die in deel 2 nader wordt verklaard:
verpakkingsgroep I: zeer gevaarlijke stoffen;
verpakkingsgroep II: gevaarlijke stoffen;
verpakkingsgroep III: minder gevaarlijke stoffen;
OPMERKING: Bepaalde voorwerpen die gevaarlijke stoffen bevatten zijn ook bij een verpakkingsgroep ingedeeld.
“verpakkingslichaam” (voor IBC's van alle categorieën behalve de composiet-IBC's), het eigenlijk recipiënt met inbegrip van de openingen en hun sluitingen, echter zonder de bedrijfsuitrusting;
“vervoer”, de verplaatsing van gevaarlijke goederen, met inbegrip van de door de vervoersvoorwaarden benodigde haltes en met inbegrip van het omwille van de verkeersomstandigheden noodzakelijk verblijf van de gevaarlijke goederen in de voertuigen, tanks en containers vóór, tijdens en na de verplaatsing. Onderhavige definitie omvat ook de tijdelijke tussenopslag van gevaarlijke goederen om te veranderen van vervoerswijze of van vervoermiddel (overslag); dit geldt enkel op voorwaarde dat de vervoerdocumenten, waaruit de plaats van verzending en bestemming blijken, op verzoek worden getoond en de colli en de tanks gedurende de tussenopslag niet geopend worden, behalve voor controles door de bevoegde overheid;
“vervoerder”, de onderneming die het vervoer uitvoert, met of zonder vervoerscontract;
“vervoersmiddel”, voor het weg- of spoorvervoer, een voertuig of een wagon;
“verwarmingstoestel met verbranding”, een apparaat dat rechtstreeks gebruik maakt van een vloeibare of gasvormige brandstof, en de warmte van de aandrijvingsmotor van het voertuig niet recupereert;
“vezelversterkte kunststof”: een materiaal bestaande uit een vezel- en/of deeltjesversterking vervat in een thermohardend of thermoplastisch polymeer materiaal (gietvorm).
“vlampunt”, de laagste temperatuur van een vloeistof waarbij haar damp met lucht een brandbaar mengsel vormt;
“vloeibaar gemaakt aardgas” (Liquefied Natural Gas), een sterk gekoeld, vloeibaar gemaakt gas bestaande uit aardgas met een hoog methaangehalte dat ingedeeld wordt bij UN 1972;
“vloeibaar gemaakt petroleumgas”, een bij lage druk vloeibaar gemaakt gas dat één of meerdere lichte koolwaterstoffen bevat die uitsluitend aan de UN-nummers 1011, 1075, 1965, 1969 of 1978 zijn toegekend en dat hoofdzakelijk uit propaan, propeen, butaan, isomeren van butaan, buteen met sporen van andere koolwaterstofgassen bestaat;
OPMERKING 1: de andere ontvlambare gassen waaraan andere UN-nummers zijn toegekend worden niet als vloeibaar gemaakt petroleumgas beschouwd.
OPMERKING 2: voor UN 1075, zie OPMERKING 2 onder 2F, voor UN 1965 zie tabel voor de vloeibaar gemaakte gassen in 2.2.2.3
“vloeistof”, een stof die bij 50°C een dampspanning heeft van ten hoogste 300 kPa (3 bar), bij 20°C en 101,3 kPa niet volledig gasvormig is, en
bij een druk van 101,3 kPa een smeltpunt of een begin van smelttraject heeft van ten hoogste 20°C, of
volgens de beproevingsmethode ASTM D 4359-90 vloeibaar is, of
volgens de criteria van de in 2.3.4 beschreven beproevingsmethode voor de bepaling van de vloeibaarheid (penetrometermethode) niet pastavormig is;
OPMERKING: Als vervoer in vloeibare toestand, in de zin van de tankvoorschriften, wordt beschouwd:
vervoer van vloeistoffen volgens bovenstaande definitie, of
vervoer van vaste stoffen die in gesmolten toestand voor het transport worden aangeboden.
“voering”, een buisvormige omhulling of een zak die in een verpakking, met inbegrip van een grote verpakking of IBC, geplaatst wordt maar daar geen integraal deel van uitmaakt, met inbegrip van de sluitingen van zijn openingen;
“voertuig met dekzeil”, een open voertuig voorzien van een dekzeil om de lading te beschermen
“vuldruk”, de hoogste druk die werkelijk in de tank wordt ontwikkeld gedurende het vullen onder druk;
“vuller”, de onderneming die gevaarlijke goederen vult in een tank (tankvoertuig, afneembare tank, mobiele tank, tankcontainer), in een batterijvoertuig of MEGC of in een voertuig, een grote container of een kleine container voor losgestort vervoer;
“vullingsgraad”, de verhouding, uitgedrukt als percentage, tussen het volume vloeibaar of vast materiaal dat bij 15 °C in het retentiemiddel is gebracht en het volume van het retentiemiddel dat klaar is voor gebruik;
“vulverhouding”, de verhouding tussen de massa gas en de massa water bij 15 °C die het retentiemiddel dat klaar is voor gebruik volledig zou vullen;

W
“wagen”, een spoorwegvoertuig zonder eigen voortbewegingsinrichting, dat op eigen wielen op het spoor kan rijden en bestemd is voor het vervoer van goederen
“wagenlading”, elke lading afkomstig van één enkele afzender, die als enige door een voertuig of als enige in een grote container vervoerd wordt en waarvan alle laad- en losverrichtingen geheel overeenkomstig de instructies van de afzender of van de bestemmeling uitgevoerd worden;
OPMERKING: Het overeenkomstig begrip voor radioactieve stoffen is “exclusief gebruik”.
“wissellaadbak”, zie “container”;
“wissellaadtank”, dient beschouwd te worden als een tankcontainer;

Z
“zacht staal”, staal met een minimale treksterkte tussen 360 N/mm2 en 440 N/mm2;
OPMERKING: Zie hoofdstuk 6.7 voor mobiele tanks.
“zak”, soepele verpakking, vervaardigd uit papier, kunststoffolie, textiel, geweven materiaal of een ander geschikt materiaal;
“zelfversnellende ontledingstemperatuur” de laagste temperatuur waarbij een zelfversnellende ontleding kan optreden in een stof, in de verpakking, IBC of tank aangeboden voor het vervoer. De SADT wordt bekomen door toepassing van de testprocedures aangegeven in Deel II, afdeling 28 van het Handboek van testen en criteria.
“zelfversnellende polymerisatietemperatuur”, de laagste temperatuur waarbij een zelfversnellende polymerisatie kan optreden van een stof in een verpakking, een IBC of een tank die voor het vervoer aangeboden wordt. De SAPT wordt bekomen door de toepassing van dezelfde beproevingsmethodes als om de SADT te bepalen van zelfreagerende stoffen overeenkomstig afdeling 28 van deel II van het Handboek van testen en criteria;
“zending”, één collo, meerdere colli of een lading met gevaarlijke goederen, dat/die door een afzender tot het vervoer wordt aangeboden;